vrijdag 12 maart 2010

mijn woordenboek 253

ALBUM

Het vervelende aan de prentenboeken, of albums, van het chocolademerk Jacques indertijd was dat er altijd wel een paar chromo’s achterwege bleven en dat het een hele stapel dubbels kostte, en kilo’s chocolade vreten, vooraleer dat laatste prentje eindelijk opdook en de collectie volledig was. Dat maakte uiteraard deel uit van de marketingstrategie van die dagen – alleen heette dat nog niet zo gewichtig. Maar wij durfden er niet aan te denken dat er in het verre Eupen, waar de firma Jacques gevestigd was, kwaadwilligheid in het spel zou zijn. Nu gaan wij ervan uit dat dat de regel is: u ziet, zo hard is de wereld de voorbije dertig jaar veranderd.

(Onlangs hoorde ik nog van iets dergelijks op de radio. Voor de smeerkaasfirma La Vache Qui Rit moest je drie verschillende kaarten sparen om mee te kunnen doen aan een prijskamp. De kaarten met de nummers 1 en 2 sparen was geen probleem, maar 3, ho maar! Die bleek zeer hardnekkig niet tussen de smeerkaas te zitten. Sommige luisteraars staafden dit met statistische anomalieën om u tegen te zeggen. Ze hadden 34 nummers 1 en 25 nummers 2 en nog niet één keer een nummer 3 gespaard! Daarover telefonisch geïnterpelleerd, verklaarde de woordvoerder van De Koe Die Lacht doodleuk, en waarschijnlijk zonder een mondhoek te vertrekken, dat dit absoluut zeker op louter toeval moest berusten. Ik geloof samen met u in de wetten van de statistiek en dus niet in de mercantiele newspeak van de woordvoerder van De Lachende Koe.)

Maar goed, die albums. Het duurde onwaarschijnlijk lang vooraleer dat laatste prentje in een reep kon worden aangetroffen en met de gepaste plechtigheid in het album kon worden bijgezet. Dan was het album volledig. En dan was, opvallend vlug, de magie voorbij.

Ik herinner mij nu, terwijl ik dit schrijf, dat de werkelijkheid van die albums toch nog anders in elkaar zat. In Eupen was, wellicht onder druk van het grote aantal klagers over het lange uitblijven van die laatste ‘chromo’s’, een speciale dienst ontstaan die zich exclusief met de prentjesspaarders bezighield. Je kon dan dubbele prentjes inruilen voor de prentjes die ontbraken in je collectie. Dat vergde een hele administratie: je moest de nummers die in je collectie ontbraken zorgvuldig noteren en je kon er een paard op verwedden dat er altijd wel iets fout liep – te meer omdat de correspondentie in het Frans moest verlopen want Eupen ligt, zoals we in dit gekke land weten, in Duitstalig België. Een paar weken later kreeg je dan de chromo’s toegestuurd die je nodig had om je verzameling te vervolledigen. Die staken in grote bruine enveloppen met vooraan het steigerende Jacques-paard. Die rechtstreeks uit de fabriek opgestuurde prentjes waren tafelbladvlak, in tegenstelling tot de prentjes die in de verpakking rond de repen waren gebogen en vaak ook een beetje waren beschadigd doordat ze met twee lijmpunten tegen de aluminiumwikkel waren gekleefd.

Ik herinner mij de kloppende verwachting waarmee ik die zeldzame bruine enveloppen openmaakte.