maandag 22 maart 2010

dag 939 – 100312 – vrijdag

baraque lecture 57

Wat mij tegenstaat aan de recensies van De eenzaamheid van de priemgetallen die op het net te lezen zijn, is dat er niet een wijst op het evidente ontbreken van enige literaire meerwaarde. En daarmee bedoel ik dat er aan de literatuurgeschiedenis niets zou veranderen indien nu plots door een of ander mirakel die bestseller van Paolo Giordano van de aardbodem zou verdwijnen en daarmee meteen ook uit alle geesten van de vele honderdduizenden die het boek al hebben gelezen. Akkoord, Giordano heeft blijkbaar een gevoelige snaar aangeraakt – je kunt zijn hele succes nu eenmaal niet helemaal op zijn mooie snoetje en sexy bipsen schuiven. Automutilatie, anorexie, autisme, de ‘verwoestende verwachtingen’ van de ouders (ik citeer dit treffende stafrijm uit een recensie): dat zijn herkenbare problematieken. Maar wat is de literaire kwaliteit? Want dat is toch het enige relevante criterium om een roman te beoordelen?

Ik geef een voorbeeld. Net als De eenzaamheid van de priemgetallen begint ook dat andere recente Italiaanse succesboek Kalme chaos met een spectaculair accident. Maar Sandro Veronesi slaagt er wél in om dit vroege orgelpunt in het verdere verloop van zijn roman te laten resoneren. Het is wel degelijk belangrijk om welk accident het gaat, en hoe het is gebeurd, en wat er de gevolgen van zijn. Zo is er een duidelijke vormrelatie met een andere climax veel verder in het boek, de stomende seksscène waaraan het Vaticaan zo’n aanstoot nam, en die vormrelatie draagt bij tot de noodzakelijkheid van de structuur van Veronesi’s boek. Daaraan herken je literaire kwaliteit: aan de noodzakelijkheid van de structuur. Heb je dat bij Giordano? Neen. Alice Della Rocca heeft een skiongeluk, maar ze had net zo goed van haar fiets kunnen gevallen zijn. Als er verderop in het boek nog naar dat ongeluk wordt verwezen, dan enkel naar de gevolgen ervan: Alice is mank en blijft manken.

Versta me niet verkeerd: De eenzaamheid van de priemgetallen heeft zeker kwaliteiten. Giordano heeft twee eenzame personages gecreëerd, en slaagt erin het geloofwaardig te maken dat ze elkaar niet vinden. Hij weet hoe wreed jongeren, en hoe hulpeloos en onwetend de ouders kunnen zijn. Hij heeft oog voor de onomkeerbaarheid van beslissingen, die niet altijd meteen verraden hoe belangrijk ze kunnen zijn. Hij brengt – gewild of ongewild? – een mooie alliantie tot stand tussen het gevoel en de rede, de oncontroleerbare emoties en de niet ter discussie gestelde drang naar ordening en zinverlening. Hij maakt duidelijk dat wie niet klaar is met zijn trauma’s uit het verleden zich niet kan openen voor de toekomst.

Maar dat zijn allemaal inhoudelijke, thematische verdiensten. Psychologisch inzicht of modieuze onderwerpen: dat volstaat niet om een literair meesterwerk af te leveren. Er is heel wat mis met deze debuutroman – en het stoort mij dat de laaiende recensenten daar niet op wijzen.

Ik geef enkele voorbeelden.

In hoofdstuk 15 is er een scène waarbij Alice en Mattia hand in hand (maar toch vér van elkaar want zij zijn ‘eenzame priemgetallen’!) een kamer in stappen, waar Dennis, de jongen die verliefd is op Mattia, net tegen zijn zin een tong wordt gedraaid door een van de meisjes die op het feestje aanwezig zijn. Dennis verlaat overstuur de kamer en stoot daarbij Mattia aan. ‘Mattia’s ogen ontmoetten een ogenblik de zijne, rood en verwilderd. Om de een of andere reden herinnerde Mattia zich de weerloze ogen van Michela die middag in het park.’ Michela is het debiele zusje dat Mattia een jaar of zeven eerder, toen hij zelf acht was, op een bank in het park heeft achtergelaten en dat nooit meer is teruggezien: dat voorval is Mattia’s jeugdtrauma én geheim. ‘Om de een of andere reden’ is mij te vaag als verklaring. Cruciale gebeurtenissen worden hier gratuit samengebracht. En dan is er de zin die meteen volgt: ‘Die twee blikken [van Dennis en van Michela] zouden zich door de jaren heen in zijn herinnering vermengen tot één onuitwisbare angst.’ Hoe blikken zich tot angst kunnen vermengen, is mij niet helemaal duidelijk – en bovendien stoort mij de bijna identieke herhaling van een al even uitleggerige zin in de passage over het incident in het park: ‘[Michela’s] ogen lichtten even op, en voor Mattia stonden die ogen de rest van zijn leven gelijk aan angst.’

Ik vind dat lapidair en zeer onnauwkeurig geformuleerde psychologiserende observaties.
Onnauwkeurig en stilistisch bijzonder slordig is een beschrijving als deze: ‘Daarna leunde hij tegen de rugleuning van zijn stoel en vouwde zijn handen zonder ze over elkaar heen te laten glijden.’ Ik kan mij niet voorstellen hoe je handen moet vouwen zonder ze over elkaar heen te laten glijden.

Mattia is een autist en dat zullen we geweten hebben: overal slaat hij aan het ordenen, tellen, rangschikken – en ook in de meest gevoelige momenten heeft hij meer oog voor neutrale patronen en hij zoekt voortdurend naar betekenissen waar die niet te vinden zullen zijn. Die uitleggerige nadrukkelijkheid staat mij tegen. Bovendien worden er allerlei psychologische fenomenen uit verschillende registers met elkaar gemengd. Zo doet Giordano de indruk ontstaan dat het autisme van Mattia iets te maken heeft met het schuldgevoel waarmee hij dient af te rekenen na het voorval met zijn zus in het park. Dat is natuurlijk nonsens.

Alice heeft als kind de pesterijen van haar schoolvriendinnen moeten ondergaan. Zo heeft de tirannieke Viola haar eens een snoepje laten opeten dat eerst door het vuil was gehaald. Dertien jaar later brengt een toeval Viola en Alice opnieuw samen. Alice vindt dit niet prettig en Giordano schrijft dan ook: ‘Alice proefde een metaalachtige smaak in haar mond.’ Dat zou voldoende moeten zijn – de uitleg die volgt is overbodig: ‘Ze slikte en het was net alsof ze het snoepje uit de kleedkamer weer wegwerkte.’

Een vergelijking als de volgende raakt kant noch wal: ‘Hij wist dat het gesprek tussen hen tweeën anders ter plekke zou stranden, als een gammele boot tussen de rotsen.’

Cruciale passages op een gratuite manier samenbrengen, onzorgvuldige beschrijvingen en vergelijkingen, lapidaire karaktertekening, overtollige toevoegingen en uitleggerigheid… De voorbeelden kunnen moeiteloos aangevuld worden – er zijn er in elk geval voldoende om aan te voeren dat De eenzaamheid van de priemgetallen om oneigenlijke redenen zoveel succes oogst.