donderdag 20 augustus 2009

microficties 6

Zomergezin

– U bent zo alleen.

Ik leen u maar al te graag mijn gezin uit voor de zomer. U bent niet zo groot als ik en uw stem is heser, maar iedereen stemt ermee in om te doen alsof u mij bent. Ik heb hun veel over u verteld. Ze weten ervan, van uw pijnlijke vrijgezellenbestaan dat u meerdere keren in een psychiatrisch ziekenhuis heeft doen belanden. Drie maanden lang zult u de echtgenoot van mijn vrouw zijn en de vader van mijn kinderen. Ze zullen doen alsof ze u graag zien, alsof ze u respecteren, alsof ze uw tics gewoon zijn, die ze een na een zullen ontdekken. Ik zal u maar af en toe eens bezoeken, en ik zal altijd vooraf bellen. Ik zal weten waar mijn plaats is, discreet als een neefje van volle neven dat stil vraagt waar hij het toilet kan vinden.

– Ik heb tegenover mijn thuisadres al een appartement gehuurd.

Ik zal er wonen zolang u mijn functie tussen de mijnen opneemt, en als u het wenst mag u er achteraf mijn plaats innemen. Vergeet niet de rolluiken en gordijnen vierentwintig uur op vierentwintig open te laten, zodat ik mij een idee kan vormen, wanneer ik uw rol speel, van het leven dat ik al vijftien jaar leid. Ik vraag u niet om ons slaapkamerbed bij het raam te zetten. Uw esbattementen met mijn echtgenote zullen me minder interesseren dan het banale spektakel van alledag.

Dankzij u zal ik kunnen zien hoe ik ben op een doordeweekse ochtend, wanneer iedereen zich op automatische piloot een kop koffie inschenkt, terwijl de boterhammen verbranden in de broodrooster. Ik zal mezelf zien tijdens die avonden waarop alle kanalen van de schotelantenne worden afgezapt terwijl we het gebrek aan verbeeldingskracht van onze satelliet vervloeken en van het hele zonnestelsel er bovenop. Ik zal eindelijk weten waarop mijn vrouw lijkt wanneer ik haar met gesloten ogen neem, en welke smoelen mijn kinderen achter mijn rug trekken wanneer ik hun een laat uitje heb verboden.

– Ik heb er altijd van gedroomd om mijn geluk aan iemand uit te lenen.

U zult gelukkig zijn in mijn plaats. Men moet ermee instemmen het eigen leven uit te lenen zoals je een auto uitleent zonder te denken aan het gevaar dat zij loopt in handen van een wegpiraat of van een dief, die haar nooit zal teruggeven en die de papieren zal verpatsen om haar te kunnen doorverkopen. Trouwens, mijn gezin zal zich misschien aan u hechten. Terwijl het aan mij niet meer dan een vage herinnering zal bewaren. Eind september zult u mij misschien de toegang tot mijn eigen huis ontzeggen. Ik zal me niet verzetten en ik zal naar een andere stad gaan om daar een gezin te stichten.

Régis Jauffret, Microfictions 945-946 – mijn vertaling