vrijdag 28 augustus 2009

dag 722 – 090808 zaterdag

Geslapen als een steen, van tien tot negen. […] Ontbijt. Een jong Engels gezin met twee kleine dochters waarvan er eentje een hoog Madeleine McCann-gehalte heeft. De vader zwijgt maar zorgt goed en heeft de kinderen onder controle. Het jengelen begint telkens wanneer de moeder ten tonele verschijnt. Als gevolg van deze observatie een gesprekje over hoe vaders, hoe moeders hun gebroed opvoeden. […] In de kathedraal branden we kaarsen voor […]. Een zwarte priester leest een begrafenismis. Dat ontroert mij – gek genoeg wellicht vooral omdat het een zwárte priester is. De geteisterden komen ons troosten. Na het bezoek aan de kerk trekken we de stad in. Chartres maakt een vriendelijke indruk. Het is mooi weer. De mensen lijken voorkomend. Er zijn marktjes. […] We drinken koffie op een terras naast een groot plein met kleurige konijnen. S zet het masker op dat ze voor F heeft gekocht.

[…] De man aan het tafeltje naast het onze laat een stuk van zijn krant op de grond vallen. ‘Vous perdez votre supplément économique,’ zegt S en raapt het voor hem op. Hij kan er om lachen. Zijn vrouw zit in een karretje en rookt sigaartjes. S leest Libération.
Picknick tussen Bonneval en Châteaudun. Ter plekke aangetroffen braambessen, ham, geitenkaas en crunch-chocolade. Een in het mauve geklede, zware vrouw moet minutenlang wachten op haar witte poedel, die iets interessants geroken heeft. […] Gehelmde jongeren nopen ons tot bespiegelingen over ouder worden.
In Châteaudun bezoeken we de kerk. S […] ontcijfert een plakkaat: C’y gist l’honorable homme
In de auto luisteren we naar The Andrew Sisters: I want my mamma
We drinken iets in Château Renaud. Op het terras zitten twee mannen te schaken. Een van de twee zegt plotseling: ‘J’ai fait le con’. S verwondert zich over de menukaart: tarte aux pommes et sa boule de glace. ‘Dat is nu zo’n adjectif possessif dat er echt niet toe doet,’ zegt ze.
Glooiende en zo goed als verlaten wegen naar Fontgombault. We komen net op tijd voor de vesperdienst van zes uur. Er is veel meer volk dan de andere keren dat ik hier ben geweest, maar of dit op een katholiek reveil wijst? Er komen mensen binnen met een heel klein kind, ik hoop dat het stil blijft. Een tachtigtal kraaien bezetten links en rechts de koorbanken. Monotoon en tweestemmig. Gregoriaans, de traditionele ritus. We begrijpen niet wat zij zingen. Omdat we hun Latijn niet begrijpen, omdat we hun geloof, hun attitude niet delen. Ook weten we niet waarom de mensen op gezette rechtop staan en het hoofd buigen. Maar we doen wel mee, het houdt ons wakker en het lijkt ons op de een of andere onnaspeurbare manier zinvol. […]

Via Le Blanc richting La Souterraine. Een zacht bocagelandschap. Wanneer we door Saint-Benoît rijden, weerklinkt Stairway to Heaven. […] In La Souterraine vinden we een zeer abordabele hotelkamer. In het park onder de kerk eten we een stuk brood met worst en kaas. Engelstalige kinderen spelen in de droge fontein met een bal terwijl, gezeten op een bank, hun vader aanpapt met een Française. Honden rennen voorbij.

In de tuin van het hotel souperen twee erg zwijgzame koppels. Wij betrekken de roodgetinte kamer 9. Het zal het concept zijn geweest van de hotelierster: elke kamer een andere kleur. In onze kamer is zowat alles rood: de lakens, de sprei, het behangpapier, bepaalde accessoires zoals de glazen luster, die doet denken aan een koraal. Op het behangselpapier, in reliëf gestanst: witte aronskelken – althans een gestileerde weergave daarvan.