Tijdens het ontbijt hebben we het over […].
Foto van het landschap in Chamborand.
S vindt ‘Ik ben toch zo graag ontevreden’ van Raymond moraliserend. Ze vertelt dat ze hem zag in de Delhaize. Hij stond achter haar bij de kassa en zij zei: ‘En een prettige dag nog verder’ – precies de woorden die hij, zoals ik had gehoord in De Slegte, een maand of wat geleden tegen de caissière aldaar had uitgesproken. Raymond keek naar verluidt verwonderd op in de Delhaize.
Inkopen in Bénévent-l’Abbaye. Een kleine woordenwisseling met de uitbaatster van de épicerie omdat de ajuinen hier liefst 4 euro per kilo geprijsd staan. Een wielertoerist komt thuis van zijn rit en wordt opgevangen door een oude vrouw, zijn moeder wellicht, die haar gouden tanden blootlacht. Wat jammer dat ik mijn fototoestel niet paraat heb. Ik sla het beeld op in mijn geheugen (en nu hier): de oude vrouw met haar schort, breeduit lachend; de jongere maar toch niet meer zo jonge man, nahijgend in zijn strakke en kleurige rennerspakje.
Op weg naar Eymoutiers rijden we, met op de iPod de extended version van Tainted Love van Softcell, achter een grijze Citroën C4 met Marokkaanse nummerplaat, gekocht in Casablanca. Het regent pijpenstelen.
Tankbeurt en koffie in Traignac. Enkele verdwaalde (verdwaasde) toeristen met regenjassen, paraplu’s, regenhoedjes.
Rommelmarkt en maquettententoonstelling in Le Lozac.
S koopt een blauwe marinejas met gouden strepen op de mouw voor 1 euro. De ajuinen kosten hier bij de kruidenier 1,8 euro per kilo.
Fotosessie aan het in een wolk gehulde nieuwe viaduct van Tulle.
Ik vertel S mijn benedictijnse herinneringen aan deze stad. Weinig fraaie herinneringen zijn het.
In Tulle vermijden we, gealarmeerd door een in lederen motorpakken gestoken koppel naast ons, het lange wachten op het terras van La Taverne du Sommelier door meteen de Corrèze over te steken om op het terras van de tegenover het merkwaardige gebouw van het Théâtre Municipal gesitueerde Bar du Globe onze koffie te drinken. S zwaait ludiek naar de overkant waar de misnoegde motards nog steeds aan het wachten zijn. […]
Op onze weg van Rodez naar Saint-Affrique zien we opeens in het oosten de brug van Millau, precies op het ogenblik dat S de pointe bereikte van het verhaal van Ronny Maccaroni en de stront op het stokje. Dat zat zo: Ronny Maccaroni terroriseerde een groepje kinderen dat hij gemakkelijk de baas kon omdat hij heel wat ouder en sterker was. Maar wie niet sterk is, moet slim zijn en een van die jongere kinderen bedacht een strijdlist en reeg een verse hondenstront op een stokje om Ronny Maccaroni mee te lijf te gaan… Hetgeen wonderwel lukte: Ronny Maccaroni sloeg op de vlucht.
Wij komen tegen zeven uur aan in […], waar we allerhartelijkst worden onthaald door F en door J, die meteen begint te helpen met het opzetten van onze nieuwe tent. Dat loopt niet van een leien dakje. S bakt een omelet, onze eerste warme maaltijd in drie dagen. Daarna gaan we naar de schuur, waar ik even praat met de Nederlandse EU-medewerker R. Van hem verneem ik dat de bewoners, of dan toch vooral de commerçanten, op het in het zuiden van Zuid-Holland gelegen eiland Goeree-Overflakkee zeggen dat ze deel uitmaken van de provincie Zeeland omdat dat beter verkoopt in Duitsland. Met de aankomst van H begint een klein Brassens-recital.