dinsdag 27 november 2007

Mijn woordenboek (173)

AFFECTIE

Affectie is een ander woord voor troost.

Ik was al een eind in mijn puberteit toen ik voor het eerst het woord ‘affectie’ hoorde. Het woord bestond bij mij thuis niet, en als ik er zo over nadenk de inhoud ervan, de realiteit waarnaar de betekenis ervan verwees ook maar nauwelijks. Hoewel, toch een beetje: ze hebben het geprobeerd. Er zijn koosnaampjes in mijn geheugen achtergebleven. Ik voel nog de stoppelbaard van mijn vader-beer. De aanwezigheid van mijn moeder toen het moeilijk ging.

Toen ik het dus voor de eerste keer hoorde, dat woord, dacht ik dat het over een ziekte ging. Taalhistorisch is dat nog zo gek niet, er is een tijd geweest dat het woord inderdaad in die betekenis werd gebruikt. Maar bij mij ging het anders, ik verwarde de klank wellicht met infectie. Gelukkig kwam dat al snel goed. Afijn, ik bedoel dat ik het nieuwe woord wist los te koppelen van de pathologie. Het hoefde niet per se om iets abnormaals te gaan, iets wat maar beter te vermijden was. Van de weeromstuit kreeg het woord in mijn aanvoelen en begrip een wellicht te groot gewicht. Affectie was een moeilijk bereikbaar goed; het had, in de mate het iets met aanrakingen te maken had, meteen ook iets onbereikbaars want in die tijd waren aanrakingen voor mij onbereikbaar. Het bleef reiken naar aanrakingen.

Er was een nieuwe correctie nodig. Als de potdeksel die heen en weer wiebelend op het aanrecht uiteindelijk toch tot stilstand komt, oscilleerde ook de betekenis van dat nieuwe woord voor mij van te veel langs de ene kant naar te veel langs de andere kant, tot het uiteindelijk ergens in het juiste midden bleef staan. Althans, dat dacht ik. Wat die gecorrigeerde betekenis dan precies behelsde? Ik weet het niet. Het had iets met liefde te maken, ongetwijfeld. Met het gevoel in het hart van iemand anders, en niet zomaar iemand anders, een plaats te hebben verworven. Genegenheid.

Ik geloof sterk dat de betekenis van woorden, zeker van emotioneel geladen woorden, individueel wordt ingevuld. Mocht iedereen precies hetzelfde denken en voelen over betekenissen, er zou geen gesprek nodig zijn (en ook geen ‘woordenboek’ waarin wij de woorden voor elkaar uitleggen). Elk woord heeft een emotionele lading, een klankkleur.

De klankkleur van het woord affectie is voor mij paars. Het rozeachtige fuchsiapaars van het zijden sjaaltje dat F me gaf en dat ik heel devoot, zonder ook maar te durven denken dat ik verliefd was op haar, laat staan zij op mij, aan het stuur van mijn fiets bond toen ik voor de allereerste keer, in 1979 was dat, in een dag of tien Frankrijk van noord naar zuid doorkruiste. Die zoete hunkering werd, op diezelfde reis, door een akelige ervaring tenietgedaan.

Daardoor blijft boven dat woord onvermijdelijk ook een schaduw hangen, een duistere pijn, iets zeer onvolkomens.

Misschien was ik wel al heel oud, te oud toen ik het woord, en de inhoud van dat woord, leerde kennen. Het had in een lichtere, onbeschaduwde tijd moeten gebeuren. Ik had het mij eigen moeten kunnen maken zonder dat het door nare ervaringen werd doorkruist, doorgekruist, meteen al weer uitgewist.