dinsdag 21 juni 2005

Mijn eigen namen (27)

ALTHUSSER, Louis
Oude mannen worden al te vaak niet voor wijs aangezien. Dat is een ziekte van deze tijd. Sommige oude mannen evenwel kun je niet zomaar voor onwijs verslijten. Zeker niet als ze als gewaardeerd filosoof, of dichter, door het leven zijn gegaan. Des te meer kijk je er dan van op als er zo eentje het noorden blijkt te verliezen. Door de rooie gaat. Zoiets verwacht je niet – niet in de genoemde beroepscategorieën. Zoals je ook – behalve bij Eco – geen moordende monniken hebt. Of verkrachtende verpleegsters of professoren in de prostitutie. Gerrit Achterberg bijvoorbeeld, de dichter wiens oeuvre wordt overschaduwd door die rare moordaffaire, ondermijnt het imago van de oude wijze dichter. Of neem de filosoof Althusser, de Franse Marx-interpreet die in 1980, hij was toen 62, zijn vrouw naar een andere en misschien wel betere wereld hielp. Waarom doet het ons iets als de moordenaar niet een pooier of drugstrafikant of wapenhandelaar of copywriter voor een reclamebureau is maar een dichter of een filosoof? En toch zijn het ook mensen en dus, per definitie, moordzuchtige, onmachtige, wanhopige, kleine wezens. Er bestaat een anekdote die deze anomalie treffend illustreert. Of ze waar is, interesseert me hier niet, enkel het treffende van haar illustrerend vermogen. De moraalfilosoof Max Weber stond behalve als princiepenruiter bekend als notoir hoerenloper. Toen hij daar eens op werd aangesproken, verklaarde hij gevat: ik wijs alleen de weg – en zoals je van een wegwijzer mag verwachten dat hij niet zelf de richting opgaat die hij aanwijst (al was het maar om de volgende passanten ook op het juiste spoor te kunnen zetten), zo hoef je van mij niet te verwachten dat ik er dezelfde levenswandel op na houdt als deze die ik aanbeveel. Louis Althusser, overigens, verdween na zijn misdaad van het toneel (waarop hij toch al enigszins irrelevant was geworden) en stierf tien jaar later, minder vergeten dan hij zou zijn geweest zónder moord, in een psychiatrische inrichting. En nu al wordt hij bijna uitsluitend herinnerd omdat hij in één persoon twee onverenigbaar geachte hoedanigheden verenigde: die van filosoof en die van moordenaar.