zondag 20 februari 2005

Mijn woordenboek (66)

AARDIGHEID
Woorden die, door één keer zo pregnant of op een welbepaalde, zeer kenmerkende manier te zijn uitgesproken, blijven hangen en altijd dezelfde associatie oproepen. ‘Waar is de gulle lach op heden gebleven?’ Dat vraagt die kerel onderaan de ladder zich, of beter gezegd: ‘u’ af. ‘Dat vraag ik u af, mijnheer Sonneberg.’ De sketch is meesterlijk, en als je hem overdenkt, hoor je telkens opnieuw dat lastige mannetje zich op een verwijtende manier excuseren. Och, kon u dat grapje niet pruimen? Wat jammer, eigenlijk is dat een beetje flauw van u. Het was niet meer dan een ‘aardigheid’. U denkt er het Amsterdams accent bij of, als u de sketch kent, hóórt u Wim Sonneveld nasaal en met zijn sardonische oogopslag debiteren: ‘Een aaaaardigheid, mijnheer Sonneberg. Waar is de gulle lach op heden gebleven te Amsterdam? Dat vraag ik u af!’