zaterdag 12 februari 2005

Mijn woordenboek (62)

AARDBEVING
Ook als metafoor wordt het woord gebruikt in niet veel meer dan zijn eigen betekenis: iets wat alles door elkaar schudt, de rangordes relativeert, de zaken in een ander perspectief plaatst. De hiërarchie op haar kop zet. Een aardbeving bereikt en bedreigt ons vanuit een andere schaal, vanuit een andere logica. We hebben er geen vat op, we kunnen het niet controleren of manipuleren. Het is overweldigend groot en het maakt ons tot wat we zijn: klein. De logica van de verschuivende aardplaat werpt, ook al komt ze van onder, een diepe slagschaduw over elk menselijk streven. Ze geeft alles een schaduwzijde, een keerzijde. Niet onbelangrijk dat laatste, voor het geval de dingen worden omgegooid.
En voor de rest weet ik niets van aardbevingen. Ook niet van metaforische. Ik heb er nog nooit een meegemaakt. Hoogstens kleintjes, waarvan, bij manier van spreken, hoogstens een belletje gaat rinkelen.
Neen, niet veel meegemaakt; er is nog niet veel verschoven in mijn leven. Wellicht verklaart dat – ten dele – waarom ik woordenboeken schrijf.