Ik was van plan 40 kilometer te fietsen, maar het werden er uiteindelijk 80. Dat ging zo. Ik had geen plan. Ik begon langs de Damse Vaart, almaar rechtdoor dus, omdat ik dacht dat de wind uit het noordoosten kwam. Maar dat was helemaal niet zo. Ik improviseerde dan maar wat. Ik begon door het landschap te zigzaggen, nu eens met de wind in de rug, dan weer met de wind in het nadeel. Het waaide trouwens helemaal niet hard, dus zo nauw stak het nu ook weer niet. Ik kreeg er schik in. Ik probeerde me voor te stellen hoe mijn traject er begon uit te zien. En dan bedacht ik dat ik een figuur aan het tekenen was met mijn fiets. Ik tekende een figuur op de kaart, in het landschap. Ik zag het van heel hoog, vanuit een goddelijk of – voor de geseculariseerden onder ons – olympisch perspectief. Of een vogelperspectief. En ik bleef maar tekenen. Zo kwam ik aan 80 kilometer en thuis bleek dat ik een lopende figuur had getekend of, met een beetje goede wil, een visser aan de waterkant.
240915