zaterdag 17 december 2022

notitie 329

BLAZEN

Ik leef op gespannen voet met de Groendienst van mijn stad. Enerzijds heb ik veel waardering voor de zorg die aan aanplantingen, parken, speeltuintjes, etcetera wordt besteed. Anderzijds zijn er toch enkele aspecten van het beleid die minder op mijn instemming mogen rekenen. Ik heb recht van spreken want in de voorbereiding van een boek (Brugs groen in stad en ommeland, 2010), dat ik in opdracht schreef, heb ik het genoegen gehad de handel en wandel van deze stadsdienst van binnenuit te leren kennen. Dat boek kwam er naar aanleiding van de pensionering van zowel de directeur als van een van zijn secondanten, en sindsdien is er op de Groendienst blijkbaar toch wel enig gebrek aan dynamisme binnengeslopen, heb ik de indruk.

Over de bebloemingsmanie van schepen Mercedes Van Volcem zal ik het niet hebben. Daar kom ik misschien volgende zomer nog eens op terug, wanneer haar opzichtige bloembakken ons ten allen kant opnieuw de ogen uitsteken. Nu is het herfst en winter – laat mij mijn opmerkingen seizoensgebonden houden.

Vorige week dacht ik al eens hier een stukje over te schrijven, maar toen dacht ik: niet doen, voor je het weet kom je als een zeur over en dat willen we toch niet. Laat ons zeggen dat een opeenstapeling van ergernissen mij dan toch in de pen heeft doen kruipen.

Vorige week stapte ik tijdens een van de korte pauzes die ik me als thuiswerker kan permitteren langs het Stil Ende. Drie groenwerkers waren er met bladblazers in de weer. Op het pad naast de zwanenvijver stond hun bestelwagen te ronken. Ik vroeg een van de arbeiders waarom die motor bleef draaien. ‘Ik ben de chauffeur niet,’ trok hij – bij een nochtans staalblauwe lucht – zijn paraplu open. Ik laat het maar zo, dacht ik, en ik vervolgde mijn weg. Toen ik drie uur later tijdens een tweede werkonderbreking hetzelfde rondje deed, waren de drie met hun bestelwagen een eind opgeschoven. Een arbeider was aan het harken, de twee andere namen net als ik een pauze, en wel in hun bestelwagen. Waarvan de motor draaide. Natuurlijk zochten die mannen bij dit vriesweer een beetje de warmte op. Het is hun uiteraard gegund. Hun raampjes hielden ze open om de tabaksrook die ze produceerden naar buiten te laten waaien.

Twee weken eerder. Het park tegenover mijn deur. Daar zijn de bladblazers, het is de tijd van het jaar en zo staat het op het schema van de Groendienst ingevuld. Drie dagen zijn ze in de weer om de gevallen bladeren op te ruimen. Harken is lastig, blazen is luidruchtig en vervuilend. De vierde dag komt de tractor met de bladzuiger langs – dat is nog een dag extra hinder voor de buurt. Maar waar de Groendienst geen rekening mee houdt, is dat de bomen dit jaar veel langer hun bladeren vasthouden. Binnen een week of twee komen ze hier geheid opnieuw blazen.

En zo is het inderdaad. Vandaag wordt er weer geblazen in het park. Niet de laatste bladeren, die nu ook zijn gevallen, want die zitten aan de grond vastgevroren. Neen, dit keer wordt er sneeuw geblazen. Ja, sneeuw. Blijkbaar staan de twee arbeiders die hier nu aan het werk zijn zo in het werkschema ingeschreven: ga maar bladblazen in het Visartpark. En wat doen bladblaasmannen die geen bladeren kunnen blazen? Inderdaad, ze blazen het sneeuw van de parkpaden. Ja, daar zou wel eens iemand op kunnen uitglijden.

Zo. Daarmee heb ik stoom afgeblazen. Dat lucht op. Straks worden de zagen, de hakselmachines, de boordsnijders, de grasmachines en het hele gemotoriseerde instrumentarium van mijn stedelijke Groendienst weer op mijn rustige parkje losgelaten. Het jaar is een aaneenschakeling van vertrouwde geluiden en ergernissen. 

 


 

 

Pascal Cornet, Brugs groen in stad en ommeland, 2010

https://www.denelder.be/brugs-groen-in-stad-en-ommeland/