4327
Hij zag hoe de zon daarbuiten bewoog, nieuwe schaduwen vormde, zag wolken komen en gaan. (79)
4328
Het begon donker maar ook lichter te worden – de schemering zette in toen de bewolking uiteendreef en de sparrentoppen de laatste zon van de dag opvingen. (98)
4329
De broers stappen uit de auto, de lucht is weer helder na de wolkbreuk. (154)
4330
Het hert krijgt zulke mooie ogen in de laagstaande zon, met de donkere, blauwgrijze wolken die boven de boomtoppen verschijnen. (174)
4331
Een muur van donkere wolken nadert boven de strakblauwe lucht. (178)
4332
De storm hangt laag, alsof de regen de wolken mee naar beneden heeft getrokken. (178)
4333
Blauwe lucht, maar naar het oosten toe is een hoekje van de zee zichtbaar en daarboven zijn de wolken donker. (204)