voor deze
rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
24 december 2007
Ik lees een tweede keer Roemloze levens. Bladzijde na
bladzijde, zin na zin, woord na woord verplettert Michon mij met een literaire
kwaliteit die, behalve verpletterend en dus pijnlijk, toch ook troostrijk is
want hij, Michon, toont metterdaad dat zijn streven om het onaanzienlijke en
vergankelijke aan de vergetelheid te onttrekken zin, betekenis, vreugde
genereert – en zoiets kan een mens alleen maar vreugdevol stemmen, en a fortiori
een lezende mens (want die is bij uitstek daarmee bezig: met het bestrijden van
het vergankelijke en het stichten van zin, in de eerste plaats voor zichzelf en
bij uitbreiding voor allen). Wat een weergaloos ambitieuze onderneming is dit
boek! Wat is dit een adembenemende getuigenis van een zichzelf ternauwernood
uit het vergeefse hunkeren en pogen opkrikkend schrijverschap, alsof Michon
zichzelf hier met een uiterste krachtinspanning bij de haren uit het steriele
drijfzand van de probeersels en het in alcohol gedrenkte wachten op de Genade
naar boven heeft getrokken, naar het licht, naar het collectieve geheugen, naar
de roem die minder aan tijd gebonden is dan de levens van zijn schamele
protagonisten en van hemzelf-zonder-boek. Alles, of toch heel veel, lijkt in
dit waanzinnig gecondenseerde, overvol volgestouwde maar niettemin bijna
nergens overladen boek samen te komen, samen te vallen: het afscheid van de
jeugd, het verlies van een geboortegrond, het ontbreken van de vader, het tot
in haar uiterste mogelijkheden verwerven en meester worden van de moedertaal,
de vraag naar de zin van de kunst, van het schrijven, van het geloof in die
zin. Door en in het schrijven van de geschiedenis van onaanzienlijke figuren –
en door hun onaanzienlijkheid zodoende op te heffen en uit te wissen –
beschrijft Michon ook de genese van zijn eigen schrijverschap.