Uitgangspunt vormt de neergang in heel Europa van de
sociaal- en christendemocratische partijen. Van Istendael vindt een verklaring
hiervoor in de vaststelling dat deze partijen, die na de Tweede Wereldoorlog
ons systeem van sociale zekerheid vorm hebben gegeven, hun idealen hebben laten
schieten en zijn gezwicht voor ‘de grote verkilling’.
‘Sociale zekerheid is de hoog beschaafde dwang die de
zwakkere beschermt tegen willekeur en ellende. Daarom is de sociale zekerheid
een onvervangbare pijler van de Europese beschaving. Hak die pijler om, de
Europese beschaving vervalt tot barbarij.’
En hoe hak je die pijler om? Met ‘de grote verkilling’.
Daarmee bedoelt Van Istendael: de triomf van de ‘neoliberale paradigma’s’, de
veralgemening van het marktdenken, de onderwerping van zowat alles aan het
winstprincipe. De verkilling is ingezet vanaf Reagan en Thatcher, over Verhofstadt,
Schröder, Jeroen René Victor Anton Dijsselbloem et tutti quanti. Van Istendael
laat in de stijl die we van hem kennen zijn banbliksems neer over de herauten
van het winstprincipe. In het volgende citaat, dat ik met grote instemming
overneem, nemen zij de gedaante aan van de casinospeculanten:
‘De sociale zekerheid is ten diepste ethisch. Wie werkt
aan de sociale zekerheid geeft blijk van een grote morele en maatschappelijke
verantwoordelijkheidszin. Wie speculeert, geeft blijk van een volslagen gebrek
aan maatschappelijke en morele verantwoordelijkheidszin. De financiële markten
zijn ten diepste onethisch. Niet amoreel, immoreel.’
Maar ondertussen is die grote verkilling zo ingeburgerd,
in bijna alle politieke geledingen, dat:
‘Wie daar vraagtekens bij zet, wie durft te betwijfelen
dat het bevredigen van de financiële markten belangrijker is dan het bevredigen
van de elementairste behoeften van de rechtsstaat, van de infrastructuur waar
iedereen gebruik van maakt en van de opleiding van onze toekomstige generaties,
die wordt weggezet als extreemlinks.’
De grote verkilling heeft – via besparingen, flexibiliseringen,
privatiseringen en dies meer, kortom het invoeren van ‘moderne slavendrijverij’
– desastreus grote welvaartsongelijkheden tot gevolg. Ziedaar de voedingsbodem
van het populisme. Arme lieden die in het decadente Westen, waar perfectie en
rijkdom voortdurend obsceen worden geëtaleerd, met hun neus in de eigen misère worden
geduwd, zijn uiteraard gemakkelijke prooien voor rattenvangers die, al dan niet
marcherend en met vendels zwaaiend, langs hun deurtje passeren.
Zowat iedereen is ondertussen doordrongen van de
neoliberale geloofspunten. En wat erger is: we beseffen het niet meer. Dat is,
aldus Van Istendael, wat Gramsci ’falsa
coscienza, vals bewustzijn’ noemt. Dit valse bewustzijn, dat onder meer de
groenen in zijn greep houdt zodat ze groen en blauw niet meer uit elkaar weten te
houden, dient aangepakt. Maar hoe dat moet gebeuren, daarover laat Van
Istendael ons in het ongewisse.
Wat de economische ongelijkheid betreft, betoont Van
Istendael zich Rawlsiaan. In A Theory of
Justice (1971) schreef die filosoof dat ongelijkheid mag voor zover ze voor
iedereen voordelig is. Zodra de minstbedeelde er nadeel van ondervindt, valt ongelijkheid
moreel niet te verdedigen.
Er is nog een andere vorm van ongelijkheid dan enkel de
economische waar Van Istendael interessante gedachten aan wijdt. Hij heeft het
dan over de identitaire ongelijkheden, die leiden tot wat hij ‘de grote
versnippering’ noemt. Dit hoofdstuk is het warrigste, ik probeer er de
basisgedachte uit te distilleren. We zijn beland in een amalgaam van
identiteiten. Niet alleen de Europese of Vlaamse identiteit doet ons steigeren
en eventueel strijden, er zijn tal van identiteitsbepalende onderscheiden
waarvoor we opkomen, maar die ons het grotere geheel uit het oog doen
verliezen.
‘De grote versnippering is het culturele middel bij
uitstek om onze aandacht weg te trekken van de economische en sociale problemen
die de grote verkilling over ons afroept en om de zo vrijgekomen aandacht te
richten, exclusief te focussen op onze eigen navel.’
Met name tegen de wildgroei van seksuele identiteiten
trekt Van Istendael stevig van leer. LGBT, LGBTQ, LGBTQ+…, dat men er op den duur alle letters
van het alfabet bij sleure maar, zegt Van Istendael, laat ons niet vergeten het
over ‘de mens’ te hebben.
Sociale zekerheid als hoogtepunt van Europese beschaving,
zoals Bach en Palladio en Picasso exporteerbaar over de hele wereld. Wie de
sociale zekerheid laat vallen, laat Europa vallen: niet meer maar zeker ook
niet minder. Migratie, klimaat en populisme zijn ongetwijfeld belangrijke
kwesties, maar zonder Europa kun je daar niets aan doen. Daarom moet je eerst
de sociale zekerheid voor verdere afbraak behoeden en zo mogelijk nog verder
uitbreiden.
’t is niet dat Van Istendael de problemen klimaat,
migratie en populisme niet erkent. Maar de groenen geeft hij de raad, zeker nu
zij zonder veel aan het beleid te hebben deelgenomen misschien wel de meest
invloedrijke ideologie van de afgelopen dertig jaar hebben verspreid, hun ongezellige
politiek correcte gemoraliseer met het geheven vingertje te laten varen en zich
wat meer om de kleine man te bekreunen. Het moet gedaan zijn met hun houding
die stelt: ‘Het is belangrijker dat een werkloze geen worst eet dan dat hij
steun trekt.’ En migratie? Migratie veroorzaakt zeker problemen, we moeten daar
niet flauw over doen. Er bestaan ontegensprekelijk tot wrijving en zelfs conflict
leidende verschillen tussen de culturen en die zullen niet zomaar verdwijnen. Maar
de ‘verlichte’ islam moet een kans krijgen. En achter elk irritant straatjochie
staat een leger van goedmenende en hardwerkende moslims. Maar de excessen van
de ‘baardige’ (v.Ist.) religie die het oude continent onomkeerbaar ánders
kleurt, moeten bestreden worden. Het moet gedaan zijn met elke islamkritiek als
‘islamofobie’ weg te zetten. Progressief links heeft veel te lang geloofd in
een wollig multicultureel ideaal.
Links moet zich opnieuw richten op zijn kerntaak. En dat
is een rechtvaardige verdeling, desnoods herverdeling, van de rijkdom,
gebaseerd op het principe van solidariteit. En de overheid, de overheid moet
opnieuw datgene doen waarvoor zij er is (en dus het omgekeerde van wat zij de
voorbije decennia heeft gedaan): ‘De overheid stort karrenvrachten geld om
banken te redden, om dat te bekostigen plukt de overheid de burger kaal, de CEO’s
proppen de bonussen in hun uitpuilende zakken en gaan onverdroten voort met hun
verheven taak, het belazeren van ons aller kluit.’
De grote verkilling
is een kreet uit de grond van een links en desalniettemin vaak naar het
goede uit het verleden hakend hart, op zijn tijd, weinig concreet helaas in de
aanbevelingen, soms wat warrig in de schriftuur, maar vooral goudeerlijk,
goedmenend en geëngageerd. Lees het en stel, indien nodig, uw mening bij.
Geert van Istendael, De
grote verkilling, 263 p.