vrijdag 9 augustus 2019

afscheid van mijn digitaal bestaan 150


voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

11 oktober 2007


AFBREKEN

Een loden bol slingert heen en weer over de bladzijden van het vuistdikke boek. Muren met afbladderend behang staan half overeind in de druilregen. Behangselpapier met rafelranden, met daarop een – ooit door iemand ontworpen – bloemetjespatroon: een zinloos geworden en uitermate treurig ornament. Waar ooit vele jaren een buffetkast heeft gestaan, is tegen de muur een bleker vlak uitgespaard. Aan een spijker hangt een kalender met scheurblaadjes en daarop is de verkeerde datum te zien…

Jeroen Brouwers heeft in zijn facteur-Cheval-achtige constructie De zondvloed dit afbreken weergaloos beschreven.

Een bulldozer beukt muren in, deukt muren, een grijpkraan graait in het gebouw, vermorzelt het, verorbert het.

Een berg van steen en cement en beton en doelloos om zich heen grijpende eindjes staaldraad blijft over. Wat er allemaal in het gebouw is gebeurd, wie erin heeft gewoond of gewerkt, alles wat er heeft gevloeid – talloze emmers zeepsop, verschaald badwater, weeë pis, lekkende kranen, kookvocht en soepen, zweet, bloed, tranen, allerhande lichaamssappen –, alle ambities die er werden gekoesterd, dromen die er werden gedroomd, plannen die er werden gesmeed, angsten die er werden doorstaan… Alle liefdes, alle vreugde, alle haat, alle onverschilligheid en verveling: het is allemaal, als met een gigantisch accurate zeef uit dat puin weggehaald – alleen het steen en het stof blijven over. En de herinnering. Maar die verdwijnt ook.

En dan hoor ik vandaag, in een economische bijdrage op de radio, denkend aan dit ‘Afbreken’, het managementeufemisme ‘creatieve destructie’… Ik zie gebombardeerde steden en, daarop dan weer toegepast, Marshallplanreconstructies… Gebouwen die niet meer voor de eeuwigheid worden opgetrokken, de prijs van hun toekomstige afbraak al in hun kostprijs meegerekend… De tijd die voorbijgaat en die lichaamscellen aanvreet, ook de mijne, ook die van het geheugen… Het verval en de dood die al meteen, in elk ontstaan en elke groei, aanwezig zijn. Staalmoeheid, betonrot, van meet af aan verpulverende baksteen…

En dan lees ik vannacht het gedicht ‘Een nooit ondernomen Himalaya-expeditie’ van Wislawa Szymborska, en daarin deze strofe:

De hoop is ons erfgoed –
de gave te vergeten.
Je zult zien hoe we
kinderen baren in de ruïnes.