vrijdag 1 april 2016

vierenvijftig 173

25 maart 2016

vrijdag

NAVELSTAREN / VEERTIEN


© De Morgen
Alle regeringen van het land, alle parlementen, komen samen voor een minuut stilte voor de slachtoffers van de aanslagen, vorige dinsdag. Eén regering is er niet bij. Eén regering gaat liever zelf in een kringetje staan om de slachtoffers te betreuren. Als kleine kinderen in de hoek. Niet dat ze niet mogen meespelen, neen, ze wíllen niet meespelen. Ze treuren liever alleen. De foto die van deze grootse manifestatie van kleinzieligheid werd gemaakt blijft op mijn netvlies gegrift. Dit is waar blijkbaar Vlaanderen – want het is wel degelijk de Vlaamse regering die daar naast die schandpaal staat – voor wil staan: een hautain afzweren van elke solidariteit; een eenkennig, autistisch en zelfgenoegzaam navelstaren. Wel, dat is mijn Vlaanderen niet. Daar wil ik niets mee te maken hebben. Van zoveel distantiëring distantieer ik mij. ¶

En dan gaat ook nog eens Johan Cruijff dood. Al zat dat er wel aan te komen, natuurlijk. Zijn deelname aan een antitabakscampagne – het filmpje waarin hij een pakje sigaretten ‘hoog houdt’ en vervolgens wegpegelt, heb ik altijd onthouden – was een te laat berouw: een half leven lang kettingroken heeft hem toch zeker anderhalf decennium van een normaal te verwachten levensduur gekost. En daarmee verdwijnt, te vroeg, een van mijn helden. Want het mocht dan een ‘Hollander’ zijn, ik had in hem toch al vroeg een van de allergrootste en misschien vooral allermooiste voetballers herkend. Ik herinner mij hoe ik nog een kind was en wij thuis op zondagavond naar Studio Sport keken op de Nederlandse televisie, naar voetbalbeelden van een technische kwaliteit die ons nu verontwaardigd naar de operator zouden doen bellen maar die toen, met hun beverig zwart-wit, een sindsdien nooit meer geëvenaarde schoonheid wisten op te roepen. De ranke, langharige, kortgebroekte Cruijff, in dat prachtige shirt van Ajax! En hij was zó goed dat hij zich een eigen nummer mocht permitteren, als signatuur. Niemand haalde het, in een tijd waarin de nummers nog niet tot boven de 11 opliepen, in zijn hoofd om ook met een ‘14’ aan een match te beginnen want dat mocht er maar één. En wat was ik een paar jaar later blij dat hij in de nadagen van zijn carrière nog een korte passage maakte in Nederland en dus opnieuw op onze televisie, dan wel bij Feyenoord en in kleur, maar nog altijd even geniaal, ja, misschien zelfs nog genialer omdat hij precies hetzelfde wist te bereiken, maar dan al met minder lopen en snelheid maken. Hij speelde daarom niet minder de bijna beate tegenstand op een hoopje. De commentaar van Herman Kuiphoff daarbij – het waren gelukkige momenten in het gezin waarin ik opgroeide. ¶