BETER
Ik ben niet bevoegd om, zoals Van
Schendel in Van Dale, ‘een cursus te geven in de oenologie vulgo wijnkunde’.
Maar dit kan ik u wel vertellen: hij was beter.
Vorige week kochten we een
Rhône-wijntje. Ik vraag een klemtoon op het diminutiefsuffix want de flessen,
jaargang 1994, zaten gedrieën in een prozaïsch plastic. Niet echt sjiek. Al
klonk de naam – ‘Les hauts Rocs’ – wel zo, maar ik moet de eerste Franse fles
nog kraken die géén klinkende naam draagt.
In de kelder bleek nog een fles
van hetzelfde merk te liggen, een van 1992. Ik lig niet wakker van
wijnfinesses, maar de verleiding om beide flessen te openen was te groot. Zo
kon ik eens achterhalen of ook goedkope wijn van liggen beter wordt. De kans
dat de inhoud van de tweede fles door te langdurige blootstelling aan lucht
geschaad zou worden, is bij ons niet in die mate groot dat mijn experiment tot
verspilling zou leiden.
Twee afzonderlijke glazen werden
gevuld. Het ritueel: vingers rond de steel, roerende beweging, neus in het glas
en pas dan nippen. Geen twijfel mogelijk: het oudste wijntje smaakte beter.
Is al het oudere beter? Geenszins.
Wijn, zeker goedkope, bereikt snel zijn hoogtepunt en verdrinkt daarna in
zuurte. En de fles, ik bedoel het recipiënt, bleek er zelfs op vooruitgegaan:
op het achteretiket prijkt nu een kringloopsymbool. Ten koste van de
typografische krul die in '92 nog op die plaats prijkte – alles heeft een
prijs.
Deze column verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 23 maart 1996