KOEIEN
Ze hebben niet allemaal zo’n
herenleven, die koeien. Verre van. Met het bestaan dat de meeste van deze
dieren tegenwoordig leiden, kan je moeilijk anders dan dol worden. En niet
alleen in Engeland.
Ik vergeet nooit de opvallend
rustige koeien van Old Harry Rocks, een ruige landrug ten zuiden van
Bournemouth die zich, weg van de Engelse Zuidkust, het Kanaal in priemt.
Acht jaar geleden is het
inmiddels. We onderbraken ons linkse gerij tussen neolithische overblijfselen
en Normandisch-romaanse kerkjes in het milde en vriendelijke Zuid-Engeland voor
een frisse wandeling op het schiereiland Old Harry Rocks. Boven op die
langwerpige landtong, in mijn herinnering minstens honderd meter boven de zee,
die zich links en rechts merkwaardig stil tegen de klippen wierp, werkten we
ons tegen een gierende wind in naar het kaapuiterste toe. Zonovergoten wolken
joegen elkaar wit en grijs achterna en wierpen kleurige schaduwen over de
rimpels van het water. De lucht was ongemeen zuiver – een mens begint daarop te
letten. Gele en paarse bloemen schakeerden de vele groenen van de wei waarop, onverstoorbaar
en onverschillig voor het natuurgeweld en de natuurpracht rondom, wit-zwarte
koeien herkauwden.
Rustig, ruim en ver van de
menselijke logica: ik zei het, een herenleven.
Op gevaar af sentimenteel te
worden, kan ik me maar moeilijk voorstellen dat de koeien van Old Harry Rocks
nu zullen worden ‘afgeslacht’ of ‘vernietigd’. Zonder hun wit en zwart zal het
licht van Old Harry Rocks nooit meer zo helder schijnen.
Deze column verscheen twintig jaar
geleden in De Standaard van 28 maart
1996