MESTPLANKJE
Fietsen in het met lelijkheid gezegende Vlaamse landschap
mag een weldaad zijn voor het lichaam, het blijft een kwelling voor de geest.
Je kunt niet al je ergernis om de verloedering wegzweten.
‘Dit landschap wordt u gratis aangeboden door de land- en
tuinbouw’, lees ik nu op borden die her en der de boel opfleuren. Dit ‘initiatief
van de landelijke gilden’ lijkt me toch iets te gortig. Dat ik voor het zootje,
‘landschap’ genaamd, niet hoef te betalen, vermag mij niet te troosten. Wat
moet er met deze borden gebeuren?
Enkele dagen geleden haalden de zwaluwen het
televisiejournaal. Huis-, boeren- en oeverzwaluwen: ze zijn er weer. Maar veel
minder talrijk dan een tijd geleden. Het verdwijnen van gastvrije stallen en
het betonneren van beken schrikken de roodgekeelde boerenzwaluw en de grijze
oeverzwaluw af. De decimering van de zwart-witte huiszwaluw komt dan weer op
rekening van de ijverige huisvrouw. Het onvermijdelijke bergje uitwerpselen
onder het nest zou haar de afgelopen decennia iets te vaak naar keukenladdertje
en ragebol hebben doen grijpen, met als enig doel de systematische verwijdering
van de huiszwaluwenwoonst onder de dakgoot.
Een milieuactivist adviseerde de huisvrouw in kwestie (een
statistische abstractie, die jammer genoeg achter haar brede heupen een heel
regiment huisvrouwen verbergt) het ‘mestplankje’ aan. Je legt het onder het
nest, zodat stoep of terrasvloer niet langer worden bevuild.
Je moet er maar opkomen. U raadt al welke planken ik met
klem als mestplankje aanbeveel.
Deze column verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 12 april 1996