wolkenfragmenten
uit Luc Sante, De feitenfabriek
1823
Op 25 mei voorspelde het
ochtendblad een hoge temperatuur van twaalf graden (dat is 53 graden
Fahrenheid), deels bewolkt, wind uit het zuiden, geen neerslag maar een
luchtvochtigheid van zeventig procent, met later op de dag een kleine kans op
storm – koel en nattig, het Belgische voorjaar. (41)
1824
Zowel Magritte als
Pirenne waren visionairen van de verveling, de typisch Belgische verveling van
een bewolkte zondagmiddag, de moordende verveling van de ambtenaar die
thuis de overlijdensadvertenties in de plaatselijke bode zit te lezen in zijn
clubfauteuil, op beide leuningen een antimakassar en een derde op de
hoofdsteun, een bolhoed op de kapstok, een bureau met een gefranjerde loper
onder onduidelijke prullaria, geretoucheerde foto’s van de overledenen in ovale
lijstjes, drie naamloze bloemen verwelkend in een goedkope vaas. (158)
1825
Wijzelf deden overigens
niets anders dan elf – of was het veertien – uur lang aan boord van een nauw
schroefturbinevliegtuig van Sabena zitten, in de zon boven de wolken. (207)
1826
Ik vermoed dat we door
Manhattan zijn gekomen, aangezien er in de tijd van vóór de Verrazanobrug geen
andere doenlijke manier bestond om de Hudson over te steken, maar ik bezit geen
schitterende herinneringen aan de eerste keer dat ik wolkenkrabbers zag. (209)
1827
De doe-boeken speelden
ook in zo’n oord, een niet nader aangeduide Zomaarstad waar je blijkens de
plaatjes in de boom achter het oude hek op de heuvel kon klimmen en uit kon
kijken over de velden en voorbij de rivier, door de rook die uit de schoorsteen
van een schip kwam, naar de radiotoren en de wolkenkrabber. Dit
ideaalbeeld was nogal frustrerend: Summit miste de boomgaard, de baai, de grot,
de nachtclub, het radiostation, de wolkenkrabber. (229)
1828
Misschien twijfelde ik
er weleens aan of ik of iemand anders ooit de toekomst zou bereiken, een ideaal
dat zo’n verleidelijke belofte inhield maar zulke strenge eisen stelde, een
door wolken aan het zicht onttrokken bergtop. (259)