maandag 23 mei 2011

mijn woordenboek 322

ANTENNE

Ik herinner mij niet dat er een tijd was dat er bij mij thuis géén televisie was. Maar dat betekent niet dat ik van jongs af aan ben blootgesteld aan de schadelijke invloed ervan, die, naar verluidt, wordt beschreven in TV Lobotomie. La vérité scientifique sur les effets de la télévision van neuroloog Michel Desmurget (met hier een interessante commentaar), een boek dat ik besproken zag in het onvolprezen ontbijtprogramma van France 2, Télé Matin. De televisie was, toen ik kind was, een in grote mate door de ouders gemonopoliseerd apparaat, met gecontroleerde toegankelijkheid en ongecontesteerde voorrangsregels – en bovendien was het aanbod toch maar vrij beperkt en onderworpen aan controle- en selectiemechanismen die werden gestuurd door een samenleving waarin de christelijke en humanistische waarden nog niet volledig waren verdrongen door de kapitalistische dictaten.

Le Manège Enchanté (‘tournicoti tournicoton’), Het Zandmanneke, Kapitein Zeppos, Flipper, The Flintstones, Tip-Top: dat was het soort programma’s dat kinderen van mijn leeftijd mochten bekijken. Maar ik herinner mij ook de voetbal- en wielerreportages, Sporttribune, Sportweekend, het filmprogramma La Séquence du Spectateur op zondagvoormiddag, de jaarlijks terugkerende evenementen zoals het Eurosongfestival en de schansspringwedstrijd van Garmisch-Partenkirchen, en natuurlijk de ruimtevaartspektakels die, heel bizar, vanuit de ruimte of zelfs van op de maan naar onze huiskamers werden gestraald.

Via de antenne.

De antenne was een bovenop het dak geplaatste ijzerdraadstructuur, bestaande uit een paal, met daarop bevestigd een dwarsligger, waarop haaks weer kleinere dwarsliggers waren gemonteerd. Die paal kon draaien, in functie van de windrichting van waaruit de televisiegolven kwamen aangewaaid: noord voor de programma’s van de in die tijd nog druk bekeken programma’s van Nederland 1 en Nederland 2, zuid voor de programma’s van de RTB of de Franse ORTF. Andere buitenlanden lagen in die tijd nog te ver en zouden ons pas diep in de jaren zeventig samen met de teledistributiekabel bereiken. Dat was meteen de tijd waarin, ongemerkt, alle antennes uit het straatbeeld verdwenen.

Het draaien en keren van de antenne werd bestuurd door middel van een antennebesturingskastje. Dat stond aanvankelijk op de onderste verdiepîng van het van wieltjes voorziene televisietafeltje en later, om de een of andere reden, in de hoek van de kamer achter de televisie, wellicht omdat er daar een stopcontact (prise) was. Tegen de jaarwisseling stond in die hoek ook de kerstboom. Dan moest er een extra ‘kattekop’ (verdeelstekker, zouden we nu zeggen) worden bovengehaald om ook de lichtjes in de boom van stroom te kunnen voorzien.

Ik herinner mij dat toestel. Wanneer de televisie van bijvoorbeeld ORTF 1 naar Nederland 1 moest worden geschakeld omdat Ajax of Feyenoord een Europese wedstrijd betwistten, die van commentaar werd voorzien door Herman Kuiphof, of wanneer, omgekeerd, de ontvangst uit Nederland moest worden omgezet in een uit Frankrijk omdat mijn ouders wensten te kijken naar Au théâtre ce soir, moesten wij, en dat was dan vaak ik, de antennebesturing, kortweg maar oneigenlijk zelf ook ‘antenne’ genoemd, bedienen en daarbij de instructies volgen van diegene die voor het scherm zat. ‘Draai eens de antenne’, werd er dan gezegd. In mijn verbeelding of begrip was dat: draai aan de knop van dat kastje – maar het betrof eigenlijk het resultaat van deze handeling: de antenne, zijnde de wendbare ijzerdraadstructuur bovenop het dak, werd gedraaid – maar dat geschiedde buiten mijn blikveld en dus had ik er geen benul van. Ik heb pas vrij laat het verband ingezien tussen het kleine apparaat in de hoek en de antenne op het dak.

Dat apparaat, waarvan het omhulsel donkerbruin van kleur was en vervaardigd uit bakeliet of plastic, had aan de voorkant een grote ronde roomkleurige draaiknop, met daarrond, achter een eveneens cirkelvormige doorzichtige schaal, een rode wijzer. Elke zender had op die schaal zijn plaats, of toch min of meer want naargelang van de meteorologische of radiofonische, whatever, omstandigheden durfde die plaats al eens op te schuiven en dan moesten er van bij het scherm instructies worden gegeven: het beeld draaide door, of er zat te veel ruis op, of er was enkel klank, enzovoort – ongeveer alles wat mis kon gaan, ging mis, en dat altijd in de meest onverwachte combinaties en op de meest ongelegen ogenblikken.

De knop maakte, wanneer je eraan draaide, een geluid alsof je een in- en uitspringbare haak over een tandwiel bewoog en de wijzer verplaatste zich met enige vertraging, ook al met een karakteristiek, nogal diep en in elk geval repetitief en gelijkmatig geluid tot hij op de met de knop aangeduide plaats was aangekomen. Ik herinner me dat er vanaf zeker ogenblik elektriciteitsverlies op ‘de antenne’ moet hebben gezeten want als je de knop op een bepaalde manier te dicht tegen de wijzerplaat aan vasthield, kon je een ‘snok’ krijgen.

De hele handeling was omslachtig – zoiets als zappen bestond dan ook nog niet. Maar het schiep wel een band in ons gezinnetje, natuurlijk!