vrijdag 6 mei 2011

mijn woordenboek 317

ANIMAAL

Soms produceert een mens animale geluiden en geuren. Laten wij ons beperken tot de geluiden, die zijn het gemakkelijkst te beschrijven. En het is ook niet zo onsmakelijk, al kunnen sommige wel eens tot stank aanleiding geven. Geeuwen, niezen, winden laten, maag- en darmgeluiden: dat zijn vaak ongecontroleerde of zelfs oncontroleerbare geluiden die ons, hoe zal ik het zeggen, ontsnappen. Maurice Merleau-Ponty, de ooit zeer bekende Franse fenomenoloog, sprak in dat verband over les processus en troisième personne: ‘processen’ die zich weliswaar in ons maar dan toch buiten onze wil om voltrekken. Vertering, zenuwbanen, bloedsomloop. Maar ook knorknor ’s nachts in bed naast de partner en lastige ontluchtingen des ochtends bij het ontwaken. Niets mee te maken. Dat is iemand anders, zeggen we dan. En ja, dan doen we ook ironisch. We veesten fier en wijzen over onze schouder iemand anders die er niets mee te maken heeft aan als de schuldige.

Ja, die behoefte om altijd schuldigen aan te wijzen is zeer zeker on-animaal, om niet te zeggen: menselijk. Een koe die een scheet laat, ziet niet om en graast voort en je kunt haar zeker niet als zondebok aanwijzen voor de uitstoot van broeikasgassen. Een koe is geen bok.

’t Zijn allemaal min of meer onschuldige zaken. Een knorrende maag, dat wordt getolereerd. Daar kun je nu eens echt niets aan doen en echt last heb je er ook niet van als je naast zo’n maagknorrer zit. Okselgeur of zweetvoeten, dat valt al wat minder in de gratie want er bestaan middeltjes voor. Ik kan voor respectievelijk oksel en voet de Silver Protect-spray van Nivea For Men en de antitranspiratiegel Pedi Relax van Pierre Fabre, verkrijgbaar in de betere apotheek, aanbevelen. Een bedorven adem, tja, dat is een structureler probleem. Af en toe een wind de Umwelt insturen kan de sociale cohesie schaden maar ook bevorderen. Enfin, ’t is een kwestie van doseren en context. En van goede smaak.

Vormen van animaal gedrag: het zijn eigenlijk geen vormen van gedrag. Je moet denken: een dier kan niet bewust een boer of een luchtje inhouden – en op hun aberraties zijn onze, menselijke, ethische principes niet van toepassing. Als de beleefdheid, de stijl, de sociale conventie er niets tegen vermogen, dan is het veeleer een kwestie van lijdzaam ondergaan. Zoals ook de dieren doen, waarmee we gemeen hebben dat we sterfelijk zijn en onvolkomen.

Afgezien van dat alles hebben mensen, mannen meestal, naast de eigenschap het animale in zich minder goed te kunnen of te willen verbergen, ook het vermogen om zich ‘als een beest’ te gedragen. Zo zegt men dat dan, maar het is in veel van die gevallen, tussen ons gezegd en gezwegen, weinig complimenteus voor de dieren.