Nadat ik nog eens alle vogelgebieden had bezocht waar ik met Manley was geweest en trofeeën als de pauraque (nummer 374), de cactusuil (nummer 379) en de rosse fluiteend (nummer 383) had binnengehaald, reed ik noordwaarts naar een stuk overheidsland waar de zwartkapvireo (nummer 388) en de geelwangzanger (nummer 390), twee bedreigde soorten, zo vriendelijk waren zich door hun gezang aan me kenbaar te maken.
Jonathan Franzen, De onbehaaglijkheidsfactor, 218