Ik heb net een deel van het Geheim dagboek van Hans Warren gelezen. Een jaar of tien, vijftien geleden, toen ze uitkwamen, waren die dagboeken een tijdje een hype. Nu is dat stormpje alweer gaan liggen en kunnen de intieme documenten van Hans Warren, die inmiddels ook al het tijdelijke spreken met het eeuwige zwijgen heeft verwisseld, van op een grotere afstand worden gelezen en beoordeeld.
Ik las destijds de eerste twee of drie delen (tot het me begon te vervelen, denk ik) en nu koos ik voor het deel 1963-1970. Ik wou wel eens weten wat Warren over de roerige jaren zestig te melden had.
Niets. Of zo goed als niets. Ik denk dat hij ergens in 1967 één notitie aan de gebeurtenissen in Frankrijk wijdt. Ik meen dat hij het over De Gaulle heeft.
Het is ontstellend om te zien hoe weinig Warren zich met de buitenwereld inlaat in zijn dagboek. Het is echt wel zijn persoonlijk dagboek, en dat ‘persoonlijk’ strekt niet veel verder dan de Walcherense uithoek waar deze literator wortel heeft geschoten. We vernemen het een en ander over zijn gezin (en dan nog enkel over de echtgenote, met wie een soort van gewapende vrede wordt onderhouden, nauwelijks iets over de kinderen), we horen over de duiven waarmee Warren zich bezighoudt, over de etnische kunst die hij verwerft en de enkele tentoonstellingen die hij in naburige steden bezoekt, maar over de wereld, de kunst, zelfs zijn eigen poëzie gaat het niet. Warren komt niet verder dan een midlife-zelfbevraging over waar hij nu eigenlijk staat en of het nog wat gaat worden met zijn carrière. Seks komt nauwelijks aan bod. Toch niet in dit deel. Binnen het huwelijk is dat vooral een hygiënische kwestie, een uitlaatklep voor frustraties en woedeuitbarstingen, daarbuiten wordt melding gemaakt van vluchtig kruisende blikken op een autobus en van een paar verre herinneringen aan knappe knapen die inmiddels in verre buitenlanden in hun respectieve huwelijken zijn verzand. Zoals Warren in het zijne.
Literair stelt het dagboek niet veel voor. Warren schrijft keurig en af en toe begeeft hij zich aan een vorm van poëtisch proza of last hij een gedichtje in – maar dat kan mij niet overtuigen. Enkele aforismen zijn citabel. Bijvoorbeeld de zin waarin Warren de bedenking mooi formuleert dat men er soms beter het zwijgen toe doet want woorden zijn vaak niet meer dan ‘wind in wind’:
Zwijgen is altijd beter, de meeste woorden vertroebelen of zijn wind in wind. (37)