woensdag 24 november 2010
ferroviaire observatie 27 / lezers 39
De jongeman, ietwat gezet, vol zwart haar, zeer casual om niet te zeggen slonzig gekleed, de pull over de aanzet tot een embonpoint gedrapeerd, baggert door de middengang op zoek naar het toilet. Hij keert terug, haalt zijn spullen op van de plaats waar hij eerst had plaatsgenomen maar die nu om de een of andere reden niet meer voldoet en gaat tegenover mij, aan de andere kant van de middengang, zitten met een aangebroken blikje pils. De oren aangesloten op een in een etui gevatte iPod, doelloos voor zich uit starend. De inhoud van het blikje gaat er heel snel in. De jongeman diept er nog een op uit zijn tas, samen met een boek. Un roman français van – ik kon van op mijn plek de kleiner gezette auteursnaam niet lezen maar ik zoek het hier even voor u op – Frédéric Beigbeder. De jongeman legt de roman voor zich op het tafeltje en leest er niet in. Het drinken en het doelloos staren eisen al zijn aandacht op. Het tweede pilsje, het tweede dat ik hem zie drinken want door de middengang baggerend droeg hij al een kegel met zich mee, wordt opvallend snel opgedronken. Daar is al nummer drie. Op de psscht die het losgetrokken lipje maakt, reageert een medereiziger door zich half nieuwsgierig half berispend om te draaien. De jongeman trekt er zich niets van aan. Het boek blijft onaangeraakt, het bier niet onopgedronken. De eindbestemming nadert. Het boek verdwijnt in de tas en we stappen samen uit en verdwijnen uit elkaars leven.