(…)
Die mail die ik je dan had willen schrijven, zou hebben kunnen gaan over de Lumumba-monoloog van Roger De Knijf die ik vorig weekend ging bekijken in een voormalige danszaal in Brugge - dat van die danszaal vermeld ik erbij omdat ik zag dat de hoge spiegels er nog hingen waarin ik vroeger, ik spreek van bijna dertig jaar geleden toen die zaal nog een fuifzaal was, treurig mezelf zat gade te slaan omdat het met deze of gene freule alweer niets was geworden. (Intussen heeft zij, die toen mijn hart sneller deed kloppen en mij als geen ander tot djiven aanzette, natuurlijk een stel onhebbelijke pubers en hebben de eerste tekenen van die onvermijdelijke en voor vrouwen zo meedogenloze verwoesting zich al ruimschoots (ruim-schoots) afgetekend. Zo wreed.) Die zaal heette overigens De Kelk, en dat was wel zeer toepasselijk omdat het precies dat was wat ik daar wel eens tot op de bodem heb moeten leegdrinken. (...)
De Knijf, want daar was ik gebleven, deed zijn ongetwijfeld goed gedocumenteerde verhaal (ik zag jouw naam in de bronnenvermelding op het foldertje) en probeerde zijn woede over te brengen, maar theater was het niet of nauwelijks.
Ik zat daar overigens verdrietig te wezen om redenen die met Congo en al het leed ginds niets te maken hebben en dus ging er veel van Knijfs exposé aan mij voorbij. (Het verdriet is ondertussen ook voorbijgegaan, maak je geen zorgen.)
En op de grote scène, intussen, rijft onze vriend David Van R. de ene prijs na de andere binnen. Terecht? Ik ga toch zijn boek eens lezen. Als er luidop wordt gesproken van een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde Franstalige pocketuitgave ten behoeve van de ‘gewone’ Congolees, dan wordt het toch raadzaam zich hierover een oordeel te kunnen vormen. Bovendien ben ik wel nieuwsgierig naar het ‘literaire’ gehalte van Reybroucks boek. De plaag bijvoorbeeld heb ik ten zeerste weten te pruimen.
(…)