Gezien op Canvas: een programma over Alan Lomax, bijgenaamd the songhunter, de man die in de voetsporen van zijn vader en gewapend met opnameapparatuur in de jaren veertig en vijftig vooral in de Verenigde Staten en Europa onvermoeibaar op zoek ging naar de laatste sporen van de uitstervende volksmuziek. Om het alsnog vast te leggen. Wie om volksmuziek geeft, heeft veel aan Lomax te danken. Het was een sereen programma. De maker, Rogier Kappers, ging op bezoek bij Lomax zelf, ook al was die na een trombose niet meer bij de pinken. Eerst vroeg ik me af of het eigenlijk wel nodig was om die man in zijn schamelheid te tonen (nog geen jaar later, in 2002, was hij dood) maar later begreep ik het: die zieke oude man, die op het punt van verdwijnen was aanbeland, was als het ware een metafoor van zijn eigen onderneming.
De bezoeken aan de oudjes die zich nog herinnerden dat er in hun jeugd nog gezongen werd door hun ouders vormden de hoogtepunten in het programma. Een van hen was een man van een jaar of zeventig ergens op Sicilië. Kappers liet hem een Lomax-opname horen waarop de vader van deze man zich de ziel uit het lijf zong. Je zag de zoon verwonderd opkijken – ik kreeg de indruk dat hij hiermee in geen veertig of vijftig jaar meer geconfronteerd was geworden. En dan begreep hij plots het belang van het moment – mede wellicht door de aanwezigheid van de cameraploeg. Hij greep naar een portret op de schoorsteenmantel en sprak trots: ‘Dit is mijn vader!’
In die woorden lag het verdriet om het reddeloze verzinken van een hele cultuur. Van een heel arsenaal van geritualiseerde expressievormen zonder dewelke de mens in tal van situaties in woordenloosheid blijft steken. Een cultuur die niet zingt is een zieke cultuur. Lomax zelf mocht dat verdwijnen commentariëren. De uitleg is eenvoudig. Te veel en te uniform lawaai waait alle verschillen weg. Alles moet wijken voor die ene radio die tot in miljoenen huiskamers doordringt. Vroeger bereikte de menselijke stem enkel de eigen stam en dus was het belangrijk dat elke stam zijn eigen stem had. Of, zoals Herman van Veen het zei: ‘Hilversum 3 bestond nog niet / maar ieder had zijn eigen stem’!