In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
december 1978
BUITEN DE SCHOOL OM
Ik was zeventien toen ik voor de eerste keer De Avonden las, en dan nog wel meteen in de daarvoor geschiktste maand van het jaar, en in die maand in de geschiktste week. Het was tevens mijn kennismaking met de auteur van betreffend werkje. En het was andermaal mijn vriend Hendrik (boekverhalen 9 en 11) die mij tot deze kennismaking had aangezet.
Ook hier geldt dat ik maar buiten de school om, of ondanks de school, tot lezen ben gekomen.
Ik vond het maar een raar boek, die eerste keer. Ik vond het een vervelend boek over verveling. Ik had nog geen oog voor de andere dimensies die het toch ook, zij het onnadrukkelijk, bevat: eenzaamheid, seksualiteit, religie. En ja, het verband tussen die drie. Wat ik ook niet doorhad de eerste keer dat ik De Avonden las, was de enorm krachtige psychologische boog die Gerard Kornelis van het Reve aanspant, een boog die op de schrijnende, heftige, zeer ontroerende laatste bladzijden wordt losgelaten. ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’ De terreur van het beknellende en liefdeloze gezinsleven tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog in een grauw en armtierig Amsterdam voor de enen (‘De Avonden is wel goed, maar je wordt er beroerd van’, aldus J.J. Voskuil in Bij nader inzien), de triomfantelijke zelfbewustwording van een kunstenaarsziel voor de anderen.
Ik heb na die eerste keer in 1978 de meesterproef van Gerard Reve tot nu toe nog zeven keer gelezen. In ‘82, ‘84, ‘85, ‘86 en ‘87 maakte ik deel uit van het ongeorganiseerde genootschap van revisten, dat elk jaar trouw de laatste tien dagen van het jaar elke dag het bij die dag passende hoofdstuk leest en de omstaanders om de oren slaat met reviaanse oneliners. ‘Hoei boei, ik moet dringend’, ‘Toch komt deze dag vol, zo goed als elke andere’, ‘Vertel het maar met je eigen woorden’ en meer van dat soort fraai geformuleerde lolligheden die in de juiste omstandigheden gedebiteerd de geloofsgenoten kunnen aanzetten tot onweerstaanbaar gebulderlach. Twee opeenvolgende jaren in die periode las ik De Avonden samen met een toenmalige goede vriend – we zijn later gebrouilleerd geraakt – die, bizar genoeg, ook Gerard heet. Of Gerardus, of Gerd. We lazen elkaar beurt om beurt een hoofdstuk voor. In ‘98 keerde ik nog eens nader tot Gerard R. terug, for old times’ sake. En in 2006 las ik het boek een voorlopig laatste keer, nu in de hoedanigheid van leesclubbegeleider. Bij mijn trouwe leesclubpubliek waren beide strekkingen – verveeld en bewonderend – goed vertegenwoordigd.
Ik bezit drie exemplaren van het boek. (Die eer valt in mijn bibliotheek geen enkel ander boek te beurt.) Mijn inmiddels danig versleten en ijverig geannoteerd werkexemplaar heeft de bekende donkerblauwe kaft met lichtblauwe en gele belettering en is een eenendertigste druk uit 1982, door mij voor 395 frank verworven in het daarop volgende jaar. Wat betekent dat ik de eerste twee keren een niet aan mij toebehorend exemplaar heb gelezen. Het allereerste, dat van 1978, zal ik allicht van Hendrik te leen hebben gekregen. Voor het tweede exemplaar, een vierentwintigste druk uit 1972, had ik in 1993 450 frank veil. Deze vierentwintigste druk, niet bij De Bezige Bij maar eenmalig bij Athenaeum – Polak & Van Gennep als hardcover met roze en mauve wikkel verschenen, is een jubileumeditie naar aanleiding van de toen vijfentwintigste verjaardag van het boek. Mijn exemplaar is nog verbijzonderd omdat het door de auteur is gesigneerd. Dat heb ik weten te versieren doordat een broer van de vrouw van een goede vriend toen de privéchauffeur was van Reve op diens tour langs Vlaamse culturele centra, ik vermoed in een organisatie van Behoud de Begeerte. Uiteraard koester ik mijn roze-mauve exemplaar als een schat. En dan is er nog een derde exemplaar, een veertiende druk als Literaire Reuzen Pocket uit 1966, dat ik – ik weet niet meer wanneer en voor hoeveel – tweedehands heb aangekocht omdat ik het voorplat zo mooi vond.
Gerard Reve, De avonden (1947)