vrijdag 1 januari 2016

Mike Leigh, Naked



In Naked toont Mike Leigh wat er overblijft als het bestaan tot een naakte overlevingsdrift is herleid, als met andere woorden het laatste laagje beschavingsvernis is weggekrabd. Of neen, hij toont méér dan dat. Hij toont ook de toestand waarin Engeland is terechtgekomen (de film is van 1993) of, positiever geformuleerd, dreigt terecht te komen wanneer de aankomende generatie niet meer wordt opgenomen in de geborgenheid van een vanzelfsprekende sociaal-economische structuur waarin waarden en de zin van het bestaan niet elke keer opnieuw moeten worden genegotieerd, waarin arbeid nog zin heeft, waar er nog arbeid is. Het bestaan in de grootstad is bitter, zeker voor wie er zonder werk of toekomst aanspoelt. Op een nacht heeft Johnny (voortreffelijk vertolkt door karakterkop David Thewlis) een ontmoeting met een nachtwaker in een nieuw maar nog leegstaand (!) kantoorgebouw. Die waker heeft een eenzame, absurde job: hij moet de hele nacht door met een apparaat her en der in het gebouw verspreide contactpunten activeren. Op een gegeven ogenblik passeren de twee een rij bloembakken met kamervarens. ‘Het lijkt hier wel de jungle,’ zegt Johnny. Sterk van Leigh dat hij het verband met de jungle buiten op straat, waar enkel nog het recht van de sterkste lijkt te regeren, niet expliciteert.

Naked is een bikkelharde film, en zeker niet alleen omdat de seks erin wanhopig en illusieloos is. Je zou denken dat de humor het draaglijk houdt, maar eigenlijk is het omgekeerde waar omdat je heel goed beseft dat die humor een fictionele verzachting is van wat voor het overige niets anders dan rauw realisme kan worden genoemd. De enige voorstelling van een mogelijk paradijs, het verlangen van de nachtwaker om zich na zijn pensionering terug te trekken in een barak op de Ierse westkust, blijft een onbereikbare droom. En natuurlijk is het erg gesteld met de werkelijkheid als ook het paradijs, gesitueerd in dat desolate en stormachtige gebied, een allesbehalve aantrekkelijk vooruitzicht biedt. (In het krot tegenover het kantoorgebouw, waar een eenzame en drankzuchtige, al wat oudere vrouw overleeft, hangt een kaart van Ierland tegen de muur. Deze vrouw zegt, wanneer Johnny er haar, na een lusteloze vrijpartij, op wijst, dat zij de kaart nooit eerder heeft bekeken: zij koestert zelfs die droom niet meer.)

Geen vrolijk mens- en maatschappijbeeld schotelt Leigh ons voor, maar ik verkies zijn aanpak toch boven de soms sentimentele en politieke benadering van hetzelfde gegeven door zijn tijd- en landgenoot Ken Loach.