donderdag 10 september 2015

los ingeslagen 273 / brief aan J.



8 december 2001

Opnieuw notities van J. uit Kathmandu. Ik lees ze gretig. De diepgang ervan verwondert mij geenszins: ik heb in J. altijd al iemand herkend die zorgvuldig in het leven staat. Alleen stemt het mij een beetje bitter dat ik mij door hem, die op tweehonderd meter afstand van waar ik eet en slaap en vrij en werk eet en slaapt en vrijt en werkt, pas vanuit het voor mij totaal vreemde en ontoegankelijke, tienduizend kilometer van hier verwijderde laat aanspreken.

*

Dag J.,

Van harte bedankt voor je berichten. Ik heb ze met veel belangstelling en genoegen gelezen – ik hoop dat er nog meer volgen. Blijkbaar stel je het goed; ik ben er zeker van dat het zo blijft. Hou ons op de hoogte van je verdere avonturen.

Met een beetje bitterheid realiseer ik me dat ik me bij het lezen van je reisdagboek nog nooit zo verbonden met je heb gevoeld, uitgerekend nu je op een schier onoverbrugbare afstand van mij verwijderd bent. En dan besef ik met een hardheid, als betrof het hier het zich met het voorhoofd tegen een muur bezeren, dat je 'normaal' op amper tweehonderd meter van de plek waar ik woon en werk woont en werkt.

Maar goed, het is nooit te laat, de zee is nooit te diep. Geen berg te hoog – maar dat laatste klinkt in jouw oren, daar in Kathmandu, nu misschien wat misplaatst.
Tot hopelijk spoedig,

Genegen,