dinsdag 8 september 2015

los ingeslagen 271




7 december 2001

Marguerite Yourcenar, Archieven uit het Noorden:

224: ‘Ze waren op het punt gekomen waarop gelieven zichzelf een vakantie toestaan.’

246: ‘…de kranten, die ik niet las…’

247: ‘…het leven is er gauw bij om nieuwe banden te scheppen op de plaats van die waarvan we ons bevrijd waanden; wat we ook doen en waar we ook gaan, om ons heen verrijzen door ons eigen toedoen muren, eerst een beschutting, weldra een gevangenis.’

*

Yourcenar doet me zin krijgen om mijn familiegeschiedenis op te schrijven. (Stof voor literatuur genoeg!) Voor het te laat is. Wat een luxe overigens, van ’s Werelds doolhof liggen nog twee ongelezen delen op mij te wachten!

*

Op tv zien we een fragment van een toneelstuk van Woody Allen, opgenomen door een of ander Vlaams gezelschap (met niet van de minste namen, die ontstellend stuntelig staan te acteren, zo op het eerste gezicht). Drie bevriende koppels. Een staat recht en neemt het woord. Dat wil zeggen: de man neemt het woord, de vrouw staat verlegen handenwrijvend tegen hem aan te schurken. ‘Vrienden, we hebben er lang over nagedacht, het heeft ons moeite gekost om tot een besluit te komen… We gaan scheiden!’ Consternatie, natuurlijk. Iedereen had precies het omgekeerde verwacht: dat ze nu eindelijk, na al die jaren samenwonen, gingen trouwen, settelen en kinderen krijgen. We kijken elkaar aan en zeggen niets. (…) Wat is tussen haakjes het sterke van de woody-alleniaanse invalshoek? Dat hij de futiliteit van onze onoverkomelijke trivialiteiten uitvergroot tegen het licht van de eeuwigheid, vertegenwoordigd door de lach, die van alle tijden is.