dinsdag 22 september 2015

driekleur 211



De waard heeft een rood, van Breughel geleend gezicht aangedaan onder een metershoge witte koksmuts en wordt in het bedienen bijgestaan door twee mollige dames uit weer een latere maar toch ook niet deze eeuw. Zij scharrelen bedrijvig heen en weer en pompen het bittere en het zwarte en het andere bier met lange, houten hendels naar boven, in halve of hele pinten, precies zoals de klanten het willen. In het begin lijkt zo’n groot glas ‘bitter’ op een mondvol erg nat en een beetje vreemd smakend water. Schuim hoort er in Engeland niet op, het koolzuurgehalte is heel gering, en de temperatuur is veel minder koud dan wij het drinken, maar het went, en na een tijd is het lekker.
In lage luie stoelen zitten groepjes mannen onder hun kapstokken met tweedjassen en bolhoeden, alle toeristische gegevens kloppen, de waard snijdt neuriënd met messen zo dun als breinaalden dikke plakken vlees op hele dunne boterhammen, de diensters tappen het bier en mengen vreemde dranken, een zacht gemurmel over verkiezingen en andere belangrijke dingen stijgt langs muren vol prachtige spullen van koper en porselein omhoog naar het op ruwe balken hangende gele plafond.

Cees Nooteboom, Labyrint Europa, 230-231