donderdag 16 april 2015

op verhaal 48



Beer

Guy kwam twee keer per week avondeten. Meestal moest Maarten, om de stiltes te omzeilen, voortdurend zelf onderwerpen bedenken. Dat vermoeide hem danig. Na zo’n avonden trok hij de deur van zijn appartement uitgeput dicht. Ja, een appartement. Want zo gaat het bij scheidingen: mannen – daders evengoed als slachtoffers – trekken zich terug in een appartement. Immobiliënkantoren en kringloopwinkels varen er wel bij. En de verkopers van elektrische apparaten: wasmachines, ijskasten, broodroosters, stofzuigers, strijkijzers. Of van potten en pannen.

Maarten had, zoals steeds wanneer zijn jongste zoon kwam eten, zijn beste beentje voorgezet. Als hij alleen was, kwam hij vaak niet verder dan een geprefabriceerde maaltijd in de microgolf, of een pizza in de oven, of het prakje van de dag tevoren. Nu had hij biefstuk opgediend, met frieten (uit het diepvriesvak weliswaar) en in de wokpan gebakken witloof. Om de bittere smaak van het witloof te verzachten, had hij vloeibare honing toegevoegd. ’t Was het lievelingsgerecht van Guy. De oudste van de twee zonen, Toon, kwam niet meer sinds hij – voor het eerst – een liefje had.

Deze keer hadden Maarten en Guy het over dieren en over triestige dierentuinbezoeken. Guy diepte een verhaal op over een beer in een kooi. Een kwarteeuw had die beer daarin, nuja, geijsbeerd, en de kooi was nauwelijks groter dan deze kamer. Vader en zoon peilden de woonkamer waarin ze zaten, die inderdaad niet bijzonder groot was maar toch echt wel te klein voor een beer, vond Maarten, die zich overigens dat verhaal herinnerde – zijn ex had het ooit eens verteld, hij wist niet meer waar. Het was haar uit haar kindertijd bijgebleven. Die beer was al lang dood, overigens.

‘Was het een vergulde kooi?’ Maarten kon het niet laten. Een antwoord bleef uit want de vraag kwam niet aan.

‘Was die beer alleen?’ Tweede poging.

‘Ja, natuurlijk.’

‘Waarom natuurlijk?’

‘Omdat die kooi al voor één beer alleen te klein was. Laat staan voor twee.’

‘Oh, ik dacht dat, als het twee beren waren, dat ze dan samen broodjes konden smeren.’

‘Papa!’

‘Grapje.’

‘Dat is echt weer iets voor jou, zo’n flauwe grappen.’

‘Ik weet het, jongen.’

Toen Guy weg was, ruimde Maarten de tafel op. Hij ging met de borden en het bestek naar de keuken. Keerde terug met een vod om de tafel af te vegen. Terug naar de keuken om de vod uit te spoelen. En dan ging hij met een sigaret op het terrasbalkon staan, waar hij een uitzicht had op de achterkanten van de appartementsgebouwen van zijn blok.