woensdag 15 april 2015

op verhaal 47


Bestelling

‘Zou het kunnen dat je zoon hier nog een bestelling niet is komen afhalen?’

‘Dat zou kunnen,’ antwoordde Steven en hij schrok van zijn reactie want hij had geen zoon. Maar zijn vriendin had er wel een en die kocht al eens een boek.

Op zijn dagelijkse wandeling in de stad stapte Steven geregeld boekhandel De Koorde binnen. Hij had er vooral oog voor de tafel met nieuwe uitgaven en kocht er wel eens iets.

Boekhandelaar Jos, een homo economicus die for business sake geen onderscheid maakte tussen eigen kinderen en stiefkinderen, haalde een strak vormgegeven doos boven waarin het verzameld werk van Maarten Biesheuvel verpakt zat. Drie delen. ‘Vakmanschap,’ prees Jos. Er kon geen twijfel over bestaan dat hij het in de eerste plaats over de vormgeving had, over presentatie, typografie. ‘Maar ja, het is van Oorschot, nietwaar?’ Steven zag de bui hangen. Hij besefte dat hij voor het blok werd gezet want voor deze publicatie was er in dit provinciestadje allicht niet meteen een andere gegadigde te vinden. En dus haalde hij zijn bankkaart boven.

Steven herinnerde zich ooit Biesheuvels verhaal ‘Reis door mijn kamer’ te hebben gelezen. Daarin hing de auteur in een minder geïnspireerde bui een autobiografische schets op aan de voorwerpen die hij in zijn studeervertrek aantrof: zijn bureaustoel, het blad van een tekentafel, een foto van New York, een foto van Marilyn Monroe, enzovoort. Wat die voorwerpen voor hem betekenden, daarover ging het. Voor je het goed en wel besefte, was je tijdens het lezen van dat verhaal de wereld rond. ’t Was een manier als een andere om een wereldbeeld uit de doeken te doen.

‘Dat is dan 125 euro.’

Het daagde Steven waarom stiefzoonlief deze bestelling niet was komen ophalen. De neus voor literatuur was van de moeder geërfd, maar ook de neiging om soms al te spilziek tegemoet te komen aan de in de hitte van de geletterdheid opgepookte verlangens bleek te zijn voortgeplant.

Toen Steven De Koorde verliet, stond hij oog in oog met een hoogzwangere vrouw die op het punt stond de boekhandel te betreden. Vreemd, hoe die vrouw hem indringend aankeek. Toen ze maar bleef kijken, begon Steven te beseffen dat zij verwachtte door hem te worden herkend. En toen pas drong het tot hem door wie zij was. Wat was dat een vervelende situatie, zeg! Te meer omdat Berlinde, want zij was het, zichtbaar geïrriteerd was. Vrouwen worden niet graag niet herkend. En zeker niet als ze zwanger zijn. ‘Sorry,’ probeerde Steven nog, ‘maar ik was nog met mijn gedachten bij mijn aankoop.’ En hij hield zijn plastic zak vol Biesheuvel voor Berlindes bolle buik. Hij wilde haar vertellen wat hem was overkomen, maar hij besefte meteen dat zijn fout niet meer te herstellen was. Wist zij veel wie Biesheuvel was. Gelijk welk woord hij uitsprak, het zou hem dieper de schande in duwen. Daarom stelde hij maar meteen de vragen die in deze situatie obligaat waren. Hij verzweeg uiteraard dat hij niet eens had geweten dat Berlinde zwanger was. Hij vernam dat het kind al een week geboren had moeten zijn. Het zweet brak hem uit. De ijzige sfeer sloeg niet meer om. Hij wenste Berlinde nog goeiedag en een voorspoedige bevalling, maar hij besefte dat hij dat wellicht iets te snel had gedaan. En dat het helemaal niet in hem was opgekomen om haar een koffie of een glas water aan te bieden. Bijvoorbeeld.

Hij keerde naar huis terug langs zijn gewone weg: langs de achterkant van het theater, de Grauwwerkersstraat, de Ezelstraat, de Oude Zak. Ja, zo voelde hij zich. Als een plastic zak met twee kilogram door een gekke Nederlander geschreven verhalen die hij wellicht nooit allemaal zou lezen. ‘Hoe meet je dat?’ vroeg Steven zich af. ‘Wanneer is aandacht niet meer geveinsd? Wanneer slaat gespeelde aandacht om in welgemeende interesse?’

Tijdens het stappen herinnerde hij zich dat Lodewijk, de man van Berlinde, een jaar of wat geleden tijdens een zatte avond vol echtelijke wanhoop zijn beklag had gemaakt: het was hem beginnen te irriteren dat Berlinde overal in huis voorwerpen liet slingeren of ze dan toch in elk geval niet voldoende snel opruimde en op hun plaats legde. ‘Ja, dat moet een jaar of zo geleden zijn,’ rekende Steven. En de som was vlug gemaakt: ‘Zij heeft zich daarna nog door hem laten bezwangeren.’

En dan voelde hij weer het gewicht van dat verzameld werk. ‘Er loopt een Joop Intezouten door een van die verhalen,’ herinnerde Steven zich van zijn lectuur van de Biesheuvel-bundel die hij had gelezen en waarin ook ‘Reis door mijn kamer’ was opgenomen. ‘Maar hoe zat dat alweer?’ En zo stapte hij op huis af – zijn dagelijkse wandeling door de stad was niet bepaald prettig verlopen.

Enkele weken later vond Steven het verzameld werk van Maarten Biesheuvel in De Slegte. Toevallig. Voor net iets meer dan de helft van de oorspronkelijke prijs. Hij had de doos met de drie delen onaangeraakt aan zijn stiefzoon geschonken, zonder iets over de bestelling te zeggen, noch over de omvang van het bedrag dat hij in De Koorde had moeten ophoesten. Er was geen twijfel mogelijk: dit was hetzelfde exemplaar, het was nog niet uitgepakt.