dinsdag 28 april 2015

mijn woordenboek 416



AUTORIJDEN

Een steeds terugkerend antwoord op de diep in het leven vaak gestelde vraag ‘Wat had je ánders willen doen?’, luidt: ‘Ik had een muziekinstrument willen bespelen.’ (Ook klassiek is: ‘Ik zou veel vroeger met werken ophouden.’) Je hoort eigenlijk nooit, of zelden, iemand zeggen dat hij een boek had willen schrijven. (Je hoort wel vaak iemand zeggen dat hij erover nadenkt een boek te zúllen schrijven.)

Mocht het te herdoen zijn, ik zou ook een muziekinstrument willen leren bespelen – dat lijkt me zo bevrijdend. Maar, zo overdenk ik nu, bevrijdend waarvan?

Wie muziek speelt, denk ik dan, levert zich uit aan een complexe handeling en hoeft daar verder niet bij na te denken. De vingers glijden over de toetsen, grijpen naar de snaren, drukken de juiste kleppen in. Een voorgevormde melodie wordt gereproduceerd. De muzikant interpreteert, improviseert of improviseert in samenspel met anderen, die zelf ook spelenderwijs hun vrijheid verwerven. Dat is misschien wat muziek spelen in essentie is (en dat ligt al vervat in de uitdrukking ‘muziek spelen’): een spel.

Autorijden is, samen met fietsen en zwemmen en misschien nog wel enkele andere handelingen zoals tekenen, bergbeklimmen, vrijen… evengoed een complexe handeling (maar geen spel). Vele impulsen en reacties komen erin samen – je moet als het ware verschillende betekenisvelden en interactiemogelijkheden tegelijk overzien en precies daarin kun je die bevrijding van je al te bewuste zelf ervaren. Zen and the Art of Motorcycling. Zoiets.

Autorijden is gevaarlijk. Een van de onderdelen van de complexe handeling klopt niet, het overzicht ontbreekt, een radertje draait in de soep, er staat iets in de weg wat er niet hoort te zijn of wat je niet op tijd hebt opgemerkt.  Je bent er even niet bij met je gedachten.

Het zenachtige van autorijden heeft iets met dat denken te maken. Bevrijd van denken: dat kan het autorijden, net als het musiceren (denk ik dan) of het fietsen op een berg, zo prettig maken. Maar dat is niet nauwkeurig genoeg uitgedrukt. Een juiste verhouding tot het denken, daar gaat het om. Een juiste hoeveelheid denken.

Wanneer gebeuren er ongelukken in het verkeer? Als je niet genoeg denkt en dus: verstrooid bent. Je aandacht zwermt uit over allerlei onderwerpen die met het in de juiste banen leiden van je vehikel niets te maken hebben, en met het daarbij rekening houden met alle andere verkeersdeelnemers. Maar je kunt ook te veel denken. Dan denk je aan alles wat er fout kan lopen. Je ziet die andere automobilisten op je afkomen en alle mogelijke gevaren die ze inhouden, je ziet dat kind op de fiets dat onverwacht zou kunnen uitwijken, je denkt aan het wiel dat kan afdraaien of de remmen die niet meer functioneren. En dan is het alsof je eigen soepele mechaniek stroef begint te draaien, je ontrafelt elke handeling die je moet verrichten tot in de kleinste onderdelen en je zou eigenlijk het liefst een tijdje aan de kant gaan staan. Dan is autorijden niet meer plezierig.

Met schrijven gaat het eigenlijk net zo. Ook hier is een juist evenwicht tussen overpeinzing en gedachteloosheid noodzakelijk. Denk je te veel, dan besef je dat je net zo goed niets kunt schrijven want, bijvoorbeeld, ‘het is toch al allemaal gezegd’. Denk je niet genoeg, dan zeg je maar tout et n’importe quoi en kom je nergens uit, of toch niet op iets betekenisvols. Bovendien is schrijven ook nog op een andere manier met autorijden verwant: het is gevaarlijk, er kunnen ongelukken gebeuren waarbij eventueel anderen betrokken worden – maar dat is alweer een andere zaak. Want wie schrijven zegt, zegt lezen, en ook daar…, jawel.

Ik zou mij een leven zonder schrijven niet kunnen voorstellen. Maar of het bevrijdend is?