vrijdag 17 april 2015

los ingeslagen 217



Normaal gezien ga ik niet op barnum in, maar dit keer heb ik mij toch laten overhalen. Het was de quote van Stefan Hertmans die mij over de streep trok. ‘Adembenemend’, zo prijst hij Tot ziens daarboven aan, de vertaling (door Liesbeth van Nes) van Au revoir là-haut van Pierre Lemaitre, prix Goncourt van 2013.

Ik heb nu een vierde van het boek gelezen en ik stop ermee, het leven is te kort voor overbodige boeken van 480 bladzijden. Niets zo vervelend als slagveldscènes met granaatinslagen, bommentrechters, rondvliegend schrapnel… ’t Is al saai in films, in woorden wordt het helemaal een sof. En zo begint dit boek: Lemaitre slooft zich tientallen bladzijden uit om ingewikkelde manoeuvres te veraanschouwelijken en verdorie, wat is het moeilijk om daar je aandacht bij te houden… 

Gevechtshandelingen, dat is iets om te vermijden in boeken over de oorlog. (Uitgerekend die aan gevechten gewijde pagina’s zijn ook in Oorlog en terpentijn de minst interessante, hoewel het moet gezegd dat Hertmans er beter dan Lemaitre in slaagt om een impressie van totale ontreddering, gruwel en angst neer te zetten.) Na een bladzijde of vijftig begint Lemaitre dan met demobilisatieperikelen, paperassengesjacher, doorgedreven bureaucratie… Er worden identiteiten en (dode) lichamen verwisseld en je moet al goed bij de les blijven om je interesse warm te houden voor welk lichaam nu bij welke persoon hoort.

Dat is nog allemaal het ergste niet. Het ergste is dat dit boek literair niets voorstelt. De taal is mager, er is geen stilistisch surplus, er gebeurt op dat vlak werkelijk niets. Lemaitre vertélt, dat is alles. En doordat er niets literairs gebeurt, toch niet in die eerste 120 bladzijden, glijdt dat verhaal van mij af als water langs een eend en begin ik op den duur diagonaal te lezen. Waardoor ik de draad van het verhaal definitief verlies en, ach, wat zou ik nog de moeite doen om terug te keren: ik ben onverschillig geworden. Door het contrast tussen die onverschilligheid en de ernst van de verhaalde gebeurtenissen (dood, vernieling, verminking, de treurigheid van een vreugdeloze overwinning na vier jaar zinloze strijd) word ik nog onverschilliger. Kan ik over die Eerste Wereldoorlog niet beter een non-fictieboek lezen?

Goede fictie over oorlog gaat over álle oorlogen. Dat gevoel had ik bij Oorlog en terpentijn zeker, maar niet bij deze Tot ziens daarboven. Ik leg mijn exemplaar aan de kant. Wie het hebben wil, mag het komen halen.