zaterdag 1 september 2012

driekleur 104

De man was lang en mooi, met zwart krulhaar, een groot, bruin gezicht en een grote, ernstige mond. Hij droeg een zwarte bril en een heel kreukelig pak van blauwe stof. De vrouw was klein, niet mooi, met een klein, olijfkleurig gezichtje, zwart haar dat boven op haar hoofd samengebonden was, een lange, smalle neus, groene ogen met dikke wenkbrauwen, afhangende schouders en brede heupen. Ze droeg een spijkerrok en een erg verschoten blauw truitje. Ze waren vrienden en kenden elkaar al jaren. Eens, in hun jeugd, waren ze geliefden geweest en woonden ze samen. Nu waren ze alleen nog maar vrienden. Het meisje was de dochter van de vrouw en heette Angelica. Ze was lang en had vuurrood haar dat los op haar schouders hing en met een lok voor een van haar ogen, zodat je maar één kastanjegeel oog te zien kreeg, en ze had veel sproeten.

Natalia Ginzburg, Italiaanse levens, 357