Ver lijkt ook de lay-out van dit boek. De grijzigheid, het lettertype, het smoezelige van iets wat ochgot nog maar dertig jaar oud is. Die indruk wordt natuurlijk versterkt doordat het een fotoboek is en er – dus! – foto’s in staan en op die foto’s staan allerlei dingen die nu danig verouderd lijken: veel te grote brillen, veel minder volle straten, hoekige auto’s met veel chroom…
Ik blader in dat boek. Het is een catalogus van een fototentoonstelling. De jaren zeventig in de Duitse fotografie. Ja dat heeft ook bestaan: de jaren zeventig in de Duitse fotografie. Het bladeren duurt niet lang, de indruk is oppervlakkig. Wat is die indruk? Dat er veel wordt geëxperimenteerd. Grappige foto’s (een man loopt rond met een plakkaat ‘Ik voel me pas echt goed als ik met dit plakkaat kan rondlopen’ – en die man wordt dan gefotografeerd). Abstracte foto’s (een schaduwpatroon op een muur, de manier waarop een gordijn valt). Maatschappijkritische foto’s en fotocollages. Verstilde steedse landschappen. Een bepaald soort Robert Franck-achtige straatfotografie… Existentiële zelfonderzoeken (een man die zich, achtereenvolgens, met de inhoud van verschillende verfpotten heeft laten insmeren en telkens één keer de zelfontspanner heeft laten afgaan). Enzovoort. De indruk die ik krijg is (1) dat het allemaal al eens is gedaan en (2) dat het allemaal, of toch het meeste, vergeten is geraakt, intussen. (Enkel het koppel Becher, dat industriële installaties inventariseert, is niet vergeten geraakt en hangt nu in alle zichzelf respecterende fotografiemusea.) Al die inzet, al die energie, al dat geloof in eigen kunnen: het is verloren geraakt in de plooien van de tijd…