In Das weisse Band schildert Michael Haneke een zeer streuveliaans dorpsdrama: boeren, de baron, de dominee. Seks, primaire drijfveren, bruut bestiaal geweld. De façade van keurigheid voor de buitenwereld, de duistere onderkant. Angst voor kerk en gezag. De moeders, de vaders. Ja, vooral de vaders: zij houden de teugels strak, zij vieren hun lusten bot, zij terroriseren alle andere levende wezens. Zij bepalen wat goed is en wat kwaad, zij delen straffen en beloningen uit. Zij bepalen de norm.
Het zwart-wit van de film is behalve oogstrelend en uitermate geschikt om die vergane wereld te tonen ook zeer functioneel om de morele invalshoek kracht bij te zetten: die wereld was ook zwart-wit – in die zin dat goed en kwaad nog duidelijk van elkaar gescheiden waren en iedereen wist waaraan zich te houden.
De vaders. Zij verzekeren de continuïteit van deze eeuwenoude samenleving die, desalniettemin, op het punt staat te verdwijnen. En wel zó grondig dat alle conflicten, hoe gruwelijk en ingrijpend ook, peanuts blijken in het licht van wat uit te breken staat: de Eerste Wereldoorlog. Want dáár heeft Haneke het over: hij doet, door in een willekeurig Duits dorp het kwaad uit te vergroten, een poging om te verklaren hoe het mogelijk is geweest dat in 1914, en dan nog eens in 1933, het absolute kwaad is kunnen openbarsten en hoe daardoor die hele middeleeuwse, nog feodale, streng en stevig gestructureerde samenleving is weggevaagd. (Het zich ontdoen van de vaders, en van hun driften en grillen, mag dan al geen achteruitgang worden genoemd – de vraag is wat wij daarvoor in de plaats hebben gekregen. Fanatisme, irrationaliteit, hysterie. Een nieuwe structuur die leven en dood even strak en doelmatig regelt? Neen, ik dacht het niet.)
Zeggen dat Haneke aantoont waar het fascisme is ontstaan, is simplistisch. Akkoord, het witte lint dat de kinderen om de arm wordt gebonden wanneer zij gezondigd hebben en zich aan de door de vader (door wie anders?) geregelde zuivering moeten onderwerpen, is een verwijzing naar dat andere markante kenteken waarmee de Duitsers twee decennia later een bepaalde bevolkingscategorie zouden aanpakken – maar dat is maar één aspect. Niet elke rurale samenleving is in fascisme uitgemond. Je kunt hoogstens stellen dat fascisme een mogelijk uitvloeisel is van een dergelijke paternalistisch, autoritair en totalitair gestructureerde samenleving (waarin het volgende dorp en al zeker de stad, met al haar kwalijke verlokkingen, schier onbereikbaar waren).
Een van de meest opvallende kwaliteiten van dit meesterwerk (naast de acteerprestaties, naast het ijzersterke scenario, naast de dwingende vertelling) is, wat mij betreft, de fotografie. Ik moest voortdurend denken aan het beeld dat August Sander van zijn wereld heeft proberen over te leveren. Sander startte zijn megalomane project om een staalkaart van Duitsland samen te stellen in… 1913.
De fotografie in deze film is technisch perfect: belichting, contrast, composities… En dit zonder dat het ook maar één keer té esthetisch wordt. Een van de opvallendste fotografische kwaliteiten is de kadrering. Zeker als er landschappen in beeld worden gebracht. Ik herinner het mij nu niet meer precies maar het komt mij voor dat er herhaaldelijk een landschapsbeeld is met een bijzonder hoge horizon. Bijna het volledige beeld wordt dan ingenomen door een besneeuwde akker of een korenveld. Er is dan heel veel bodem in beeld. Bloedbanden spelen een grote rol, de bodem al evenzeer. De mensen leven ervan. Maar de disproportie tussen hemel en aarde brengt in deze vreemd gekadreerde beelden nog iets anders tot uiting: het is alsof het aandeel hemel in een zo precair en simpel bestaan, spijts alle gebeden, nooit echt groot kan zijn.
Een ander opvallend shot krijgen we helemaal op het eind van de film. We zien de kerk. Geen mensen op het plein, alleen die oude romaanse kerkgevel. Een gebouw dat de tijd overleefd heeft. Drie opeenvolgende shots: dichtbij, verderaf, nog verder. In het eerste beeld is de kerk monumentaal, in het laatste klein en nietig. Offscreen wordt verteld wat er met de dominee verder nog gebeurt – hij verlaat het dorp en het laat zich aanzien dat ook God zijn greep op de dorpelingen lost.Dan wordt in Sarajevo een schot gelost. Een vorst sterft, de 20ste eeuw kan beginnen.