voor
deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn
verschenen
29
oktober 2016
‘
Mocht
alcohol vandaag worden uitgevonden, we zouden het wellicht niet op de
markt mogen brengen.’ Dat hoor ik gisterenmiddag op het tv-journaal
een toxicoloog verkondigen – uiteraard met witte stofjas en met een
steriel labo als setting, dit om de geloofwaardigheid te verhogen. De
man heeft ongetwijfeld gelijk: alcohol is wel degelijk verslavend én
uitermate schadelijk voor de gezondheid. Maar statistisch gesproken,
zo fluistert mijn demon mij in, is de kans toch reëel dat deze man
vanavond – het is per slot van rekening vrijdag en hij zal ook wel
een drukke werkweek afsluiten – bij Blokken en Thuis en, als klap
op de vuurpijl, zichzelf op het nieuws samen met moeder de vrouw een
flesje wijn kraakt. Misschien steekt hij wel een sigaar op.
Uiteraard
wéét ik dat alcohol een slaafs makend vergif is. Zoals ik ook weet
dat tabak en suiker en gokken en nog vele andere leuke productjes
schadelijk en verslavend zijn. Natuurlijk weet ik dat, ik ben niet
gek. Als u er nog niet van af bent, onderneem dan beslist een poging.
Maar iets in mij protesteert.
Vooraleer
ik verder ga, eerst dit: ik heb het grootste respect voor wie nu op
zijn achterste poten gaat staan om mij de mantel uit te vegen. Want
voor je het weet sta je dit soort toogpraat te verkondigen ten
overstaan van iemand die een geliefde aan kanker heeft verloren, of
wiens kind is doodgereden of voor het leven verminkt door een
dronkaard. Of je staat te oreren over de betrekkelijkheid van een
lang leven tegenover iemand die er werkelijk álles voor over heeft
om zijn ouders nog zo lang mogelijk in dit ondermaanse te laten
genieten van de in zijn ogen oorbare geneugten des levens. Ik haast
mij om te zeggen dat ik deze verdrieten erken, en dat ik het iedereen
toewens om zijn geliefden zo laat mogelijk het tijdelijke met het
eeuwige te zien verwisselen. Ik heb in mijn omgeving ook al kankers
zien passeren. Ik haast me evenzeer om te zeggen dat gebruikers
moeten weten wat ze bij anderen kunnen aanrichten. Dat ze de sociale
impact van hun verknochtheden juist moeten inschatten. Dat er
bijvoorbeeld zoiets bestaat als passief roken of onverantwoord
rijgedrag. Deze complicaties kunnen en moeten geregeld en
gesanctioneerd worden. Dat is mogelijk. Je kunt rookvrije zones
organiseren, een alcoholslot verplichten, de tabak- en alcoholverkoop
aan banden leggen. Dat valt allemaal te regelen.
Maar
er wordt de laatste tijd wel veel geregeld, vind ik. En behalve dat
het vaak een hypocriet geregel is – want alcohol en tabak leveren
Vadertje Staat heel wat accijnzen op –, lijkt het me iets te vaak
ook een wat slinks en sluipend geregel. Een vinger, een hand, een
arm. Een paternalistisch bewerken van de mentaliteit. Een wellicht te
grote acceptatie is intussen vervangen door een vaak agressieve
intolerantie. Gezelliger is de samenleving er alvast niet op
geworden.
Uiteraard
weet ik – ik herháál het – dat tabak en alcohol schadelijk en
verslavend zijn. Maar ik denk dat het systematisch terugdringen van
deze, en nog andere, addicties uit onze samenleving ook schadelijk
is, op een ándere manier. We streven meer gezondheid na op het ene
vlak, maar doen andere ziektes op.
Er
wordt geen rekening gehouden met een fundamenteel antropologisch
gegeven: het leven is geen leven als elk risico en als alles wat
schadelijk is voor dat leven wordt uitgeschakeld. Roes- en
genotsmiddelen, schadelijk of niet, hebben in alle samenlevingen, in
alle culturen, in alle tijden bestaan. Tabak en alcohol hebben
behalve hun impact op de eigen gezondheid en – indien onvoldoende
gereglementeerd – op de omgeving, toch ook de eigenschap dat zij
vaak deel uitmaken van een individueel én sociaal welbevinden. Niet
dat het niet zonder kan, maar u weet wat ik bedoel: het feestje wordt
pas gezellig als uit de eerste fles het bodemgeluk is verdeeld, en op
het bedrijf worden de nieuwste nieuwsjes het snelst verspreid bij de
asbak aan de voordeur. Of achterdeur, steeds vaker.
En
daarom vind ik het geen goed idee om een cleane toxicoloog op te
voeren die mij met zijn geheven vingertje diets maakt dat ik, als
man, in plaats van drie beter maar twee glazen per dag drink. Zolang
ik niet in kennelijke toestand achter het stuur kruip of mijn
huisgenoten terroriseer of mijn gezinsbudget bij de kastelein
achterlaat, bepaal ik liever zelf mijn maat. Als het dan toch zo
toxisch is, wees dan consequent en schaf die handel meteen af, denk
ik dan. En idem dito voor de sigaret. Maar mensen drinken en roken
omdat het leven kut is – we moeten daar geen doekjes om winden.
Iets doet mij denken dat mensen het recht moeten blijven hebben om
hun leven te bekorten. Neem hen dat niet af. Leven ze er minder lang
door? Dat zal wel zijn, maar zeg nu zelf: hoe hypocriet kun je zijn
in een samenleving die met de ene hand ouderen per se wil opzadelen
met een lang, langer, langst leven, en ze met de andere hand wegstopt
in tehuizen waar geen kat naar ze omkijkt.
Ik
weet dat u, lezer die wél goed voor zijn oudjes zorgt, vindt dat ik
overdrijf. En terecht: ik overdrijf. Ik doe dat om de zaken scherp te
stellen. Maar toch.
Daarom
nog even dit ter overweging. Toen vanaf een jaar of tien geleden het
rookverbod stilaan over alle horecazaken werd uitgerold, werden de
toen nog vrij talrijke dorpscafés hierdoor getroffen. Het cliëntèle
van het dorpscafé dat mij nu voor ogen staat, bestond in grote mate
uit ouwe mannetjes die er, zeer ten genoegdoening van hun
echtgenotes, achter een pint kwamen zitten en daar ook wel eens een
saf bij rookten. Of er zich in elk geval niet druk over maakten dat
hun vrienden er een opstaken. Die mannetjes waren van de straat af,
hadden sociaal contact, passeerden een paar uur per dag op een manier
die zij aangenaam vonden. Na het rookverbod zijn die dorpscafés aan
het uitsterven met een snelheid die doet denken aan het tempo waarmee
wij, met allerlei andere activiteiten die al evenzeer schadelijk zijn
maar waar blijkbaar minder urgentie wordt gevraagd, dier- en
plantensoorten uitroeien. Hebt u zich al afgevraagd waar die
cafémannetjes naartoe zijn? En zeg nu niet dat ze dood zijn omdat ze
rookten. Misschien zijn ze dood omdat ze verpieterd zijn. Wat is de
kost dáárvan voor de samenleving? Kosten depressies en vereenzaming
meer of minder dan een hartinfarct? Op welke weegschaal gaan we dat
afwegen? En wat doe je met de mannetjes die nu in steeds groteren
getale door onze sacrosancte risicoloze economie veel te vroeg worden
afgeserveerd en geen dorpscafé in het verschiet hebben om hun ouwe
dag in door te brengen?
En
dan ook nog dit, nu we toch aan onze virtuele toog staan. Wat is de
sociale kost van game- en smartphoneverslaving? Van het niet leren
hoe met elkaar te communiceren, een open gesprek aan te gaan met
elkaar, oog in oog? ’t Zou ver voeren om daar een antwoord op te
verzinnen – ik geef de vraag maar eens ter overweging mee. Onze
samenleving is ziek en zit volop in een ontkenningsfase. Ze probeert
er iets aan te doen door zich uit te leveren aan een al even
ziekelijke controlezucht, maar maakt daarbij verkeerde keuzes.
Mijn
gedacht. Patron, schenk ze nog eens vol.