voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
23 augustus 2010
ALLERLAATSTE
Het is een van de moeilijkst te vatten begrippen. Eigenlijk is het niet te
vatten.
Ja, toen mijn stad nog heel wat leuke cafeetjes in de aanbieding had en het nog
niet de gewoonte was om zich in een park met een paar flessen wodka uit de
nachtwinkel lazarus te zuipen, plachten wij lachend te zeggen dat we onszelf
nog een ‘allerlaatste voorlaatste’ gunden alvorens in vriendschap uit elkaar te
gaan en ons naar de eigen sponde te begeven – maar dat is alweer heel lang
geleden. In onze uitdrukking lag ironie vervat, en de onwil om zich aan het al
te definitieve karakter van de ultieme dingen te onderwerpen. We zeggen toch
ook niet: ‘het Allerlaatste Oordeel’?
Nu zijn we dertig [meer dan veertig, inmiddels] jaar verder en het woord krijgt
stilaan, heel stilaan, een andere invulling. Bitterder, wijzer, gelatener. We
weten dat, inderdaad, sommige dingen zich een allerlaatste keer aan ons
voltrekken. We komen in de menopauze van het bestaan. De allerlaatste keer
kijkt een bouwvakker zonder meewarigheid naar ons om als wij met een zweem van
heupwiegen aan zijn stelling voorbijgaan. Gelukkig dat wij dat op dat moment
niet beseffen. De allerlaatste keer zien wij Napels zonder meteen te sterven.
De allerlaatste keer trekken wij een deur achter ons dicht. Maar we weten het
nooit helemaal zeker. We zeggen, bijvoorbeeld na een verhuizing: kijk, dit is
de laatste keer dat we deze deur, die we zovele malen hebben geopend en weer
hebben dichtgedaan, achter ons hebben dichtgetrokken en we zijn ons met enig
aplomb en eindigheidsbesef bewust van dat gegeven – maar vijf minuten later
vinden wij aan onze bos nog een sleutel waarvan we denken dat hij op die deur
past maar we zijn het niet zeker waardoor wij hem toch nog eens, de proef op de
som makend, moeten openmaken, waarna wij hem nóg eens een allerlaatste keer
achter ons moeten dichttrekken.
Gisteren vertelde iemand me dat hij op reis een man had ontmoet en die had
gezegd: ‘Wat doet het er toe? Het is de laatste keer dat wij elkaar zien. Wij
zullen elkaar nooit meer terugzien.’ Hij was nog jong, die man, en daardoor
klonk zijn uitspraak al té berustend. Maar het is waar natuurlijk: we lopen
hier met veel te veel mensen rond, wat de waarschijnlijkheid van een weerzien
erg gering maakt. En toch lijkt het me beter om bij elk afscheid wél een
weerzien in te calculeren. Je weet maar nooit dat we iets vergeten zijn, dat we
vergeten zijn hoe definitief het had moeten zijn. Gods wegen zijn
ondoorgrondelijk – misschien herziet Hij alsnog Zijn Laatste Oordeel en is Hij
ons genadig.