voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
3 oktober 2010
ALS
(2)
De onafwendbaarheid, en bijgevolg de zekerheid, die is besloten in de logische
constructie ‘als…dan’, is een pijler van onze beschaving. Het is de staaldraad
in ons beton, het rijm in ons volkslied, de gist in onze deeg. Weten dat je
erop kunt rekenen dat y effectief zal gebeuren als x zich voordoet, zoals je
met de logische wet ‘x
à y’ hebt
geleerd, maar ook met vallen en opstaan, is niet alleen een kwestie van geloof
– het moet een wetenschappelijke zekerheid zijn.
Elke pedagogie is op die elementaire logica gebaseerd. Kinderen moet het
comfort gegund worden van daarop te kunnen rekenen: ‘Wie braaf is, krijgt
lekkers, wie stout is de roe.’ Als je huiswerk af is, mag je televisie kijken.
Reken er maar niet op dat als je de afwas niet doet, je uit mag gaan. Want:
(x à y) ≈ (┐x à ┐y)
Het is een kwestie van duidelijkheid, en met duidelijkheid is iedereen gebaat.
Het
is een kwestie van duidelijkheid, en met duidelijkheid is iedereen gebaat.
Zijn we dan niets méér dan machines? Programmeerbare reageerboxen die allemaal
eender ‘zo’ reageren als er ‘zus’ wordt ge-input? Robotten? Machines zoals Rudy
Kousbroek met groot enthousiasme voor technologische hoogstandjes en perfectie
beschrijft in Opgespoorde wonderen, de compilatie
van zijn ‘fotosyntheses’, korte beschouwingen en verhaaltjes die hij in de loop
der jaren bij her en der aangetroffen foto’s heeft geschreven? ‘Ik ben dol op
mechanische puzzels, die ik als een soort metaalgeworden logica beschouw […].
Ingenieuze mechanische equivalenten van zinsconstructies van het type
“als…dan”. “Als dit stangetje naar links gaat, dan kan dat hefboompje omhoog.”’
Neen, natuurlijk niet. Natuurlijk zijn we niet dergelijke machines. We zijn
geen robotten. De machine waarover sprake in de passage waarin Kousbroek zijn
bewondering voor die ‘metaalgeworden logica’ ventileert, is: de mitrailleur. Op
de foto waarbij hij zijn stukje schreef zien we drie westerse en twee Chinese
mannen van honderd jaar geleden naast een voor de gein met een repeteergeweer
doorgeknalde boom staan. Als je maar genoeg kogels door zijn stam jaagt, dan
valt hij uiteindelijk om. Als…dan. Het voorbeeld is niet toevallig gekozen
natuurlijk, want ‘[D]e koning’ van het ‘wereldrijk van voorbeeldige
strengheid’, het rijk waarin alles perfect verloopt en met Zwitserse precisie
voorspelbaarheid garandeert is: ‘de dood’.
Pedagogie moet gebaseerd zijn op het ‘als…dan’. Zoveel is zeker. Maar zij moet
ook duidelijk maken dat mensen méér zijn dan programmeerbare robotten. Er moet
plaats zijn voor de uitzonderingen die de menselijkheid in het schema brengen.
Er moet zottigheid zijn. En poëzie. Anders wordt het rigide en liefdeloos. Dat
maakt pedagogie tot een moeilijk en altijd opnieuw te bevechten
evenwichtsoefening. ’t Is een kwestie van straffen én sussen. En van
inspiratie. Van voorspelbaarheid en speelse verrassing. Van ook al eens de
snoepdoos bovenhalen als er niets te vieren valt. (Nooit het omgekeerde! Nooit
de karwats als er niets is mispeuterd!) Want het kind moet ook leren wat
troosten is. En dat is beslist niet iets wat ‘nuttig’ kan worden genoemd, of
het resultaat van een strak en zonder interpretatiemarge zich afwikkelende
berekening. Terwijl het, in dit leven, toch van levensbelang is.