4271
Het was een mooie, warme dag en volgens het weerbericht zou het ook onbewolkt blijven. (17)
4272
De hemel was nog onbewolkt maar bijna loodgrijs en de lucht lag heet en dik als een brij op de struiken. (84)
4273
Tegen vier uur ’s middags steeg er plotseling een zwarte muur van wolken op achter de sparren. (84)
4274
De muur van wolken kwam dreigend dichterbij en de zon zat achter sluiers. (85)
4275
Toen stak er een razend gebrul op in de wolken. (87)
4276
Inmiddels bleef het maar rommelen in de wolken, nu eens kwam het van rechts, dan weer van links. (93)
4277
De eerstvolgende wolkbreuk zou nieuwe geulen doen ontstaan en die zou ik ook weer vullen en aanstampen. (96)
4278
Intussen is het licht geworden, voor zover je op een bewolkte wintermorgen van licht kunt spreken. (101)
4279
Later brak er een vochtige blauwe hemel door de jagende wolken en zwarte schaduwen vlogen over de open plek. (136)
4280
Ik heb gezien dat ook laaghangende wolken de grens over kunnen. (141)
4281
Het was de eerste koele bewolkte dag na een lange periode van mooi weer. (170)
4282
Zelfs als het regende en een wolkendek de hemel aan het oog onttrok, wist ik dat de sterren er waren, de rode, groene, gele en blauwe. (178)
4283
Op de alm zaten we altijd midden in de razende wolkenmassa’s. (181)
4284
Het was alsof de almwei op de wolken deinde, een groen, vochtig glanzend schip op de witte schuimgolven van een kokende oceaan. (181)
4285
Het wolkendek was nu leiblauw en er lag een vaal licht over de bergen. (186)
4286
De storm joeg over de bergweiden en de wolken vlogen laag en zagen er grijsgeel en lelijk uit. (186)
4287
Ik deed dus mijn best om niet naar het gebrul in de wolken te luisteren en onderzocht mijn pijnlijke voet. (187)
4288
’s Morgens was er een zwarte laaghangende bewolking; de gierende wind was gaan liggen maar onder het wolkendek bleef het broeierig warm. (212)
4289
De wolken kregen een leiblauwe kleur en de sneeuw viel met waterige vlokken. (222-223)
4290
Op dat moment was het gunstig weer; de boswei lag bijna sneeuwvrij in de zon, die plotseling van achter zwarte wolken aan een paarse hemel tevoorschijn kwam. (223)
4291
Ik moest langzaam lopen om niet te struikelen over de stenen die door de laatste wolkbreuk waren losgespoeld. (248)