zaterdag 24 juli 2021

driekleur 461

Het mozaïek spreidde zich uit als een hemel van goud, blauw en groen, vol vogels die op gouden velden tussen bloemornamenten zaten. Ik zag een rood vogelpaar, dat omrankt door witte bloemen zijn rode jongen in het nest voerde. Telkens als ik weer aan de beurt was om de toneelkijker vast te houden, zocht ik dat vogelpaar, en telkens kostte het me moeite om het te vinden, terwijl ik ondertussen wel vierbenige fantasiewezens en engelen ontdekte en op het laatst aan de onderkant van een zwarte kooi die als een stolp over een blauwe vogel heen stond. De vogel klauwde met zijn oranje pootjes in het zwarte gaas en staarde recht voor zich uit, naar andere dieren die in de rij stonden als voor een optocht. Het was een triest gezicht in die hemelkoepel vol lieflijkheden, en ik begreep niet wat het verband kon zijn tussen het rode vogelpaar en die gekooide vogel.

Esther Kinsky, Kreupelhout, 151