wolkenfragmenten uit Esther Kinsky, Kreupelhout (vertaling Josephine Rijnaarts)
4196
’s Morgens hingen de wolken soms zo laag dat het landschap rondom onzichtbaar was. Je hoorde het geronk van bergop rijdende bussen, roepende stemmen, om het kwartier luidende kerkklokken. Geluiden uit een andere wereld, het enige wat je zag waren wolken. Boven mijn hoofd smolten de geluiden uit het dorp samen met het zeurende gesnerp van de kettingzagen op het kerkhof. De houthakkers werkten ook als het mistig was, door de wolken heen hoorde je hun kreten beter dan bij een heldere hemel. (26)
4197
In de loop van de dag klaarde het op, de lucht brak open en de wolken vielen uiteen in slap hangende sluiers die naar de dalen zakten. (26)
4198
’s Middags lag de vlakte aan de voet van de Olevaanse heuvel donker en ernstig onder hoge regenwolken die boven de bergtoppen langs de hemel dreven, in bruine en blauwe tinten, dooraderd met gelig licht. (26)
4199
Af en toe brak er een smalle, verblindende lichtstraal uit een van de gelige aderen aan de bewolkte hemel en viel als een vingerwijzing schuin op een van de rookkolommen, alsof daar een van hogerhand uitverkoren offer werd gebracht. (27)
4200
Met de dagelijkse rookkolommen van brandende olijftakken, de schaduwen van de wolken, het winters vale kreupelhout en de paarse braamranken langs de kant van de weg. (30)
4201
Twee dagen hingen de wolken zo laag dat ik zelfs het dorp niet kon zien. (37)
4202
Maar die dag, omgeven door witte, zwarte, wolkensluiers, leek ze plotseling mededeelzaam en rustiger, ze wees omhoog, waarmee ze vast de hemel bedoelde die je niet zag, en zei: Giorno della merla! (38)
4203
Boven die weidsheid en de lichte horizon hing een grote donkerblauwe wolk met bruinige uitstulpingen, die aan de randen uiteenrafelde tot geelgroene, bevende veren en linten. Onder de wolk was het uitzicht helder en scherp, totdat het weer begon te regenen, alles wazig werd en zelfs het kerkhof veranderde in een vage vlek, waar de toppen van de cipressen nu heen en weer bewogen. (53)
4204
Door een raam zag ik in het westen de zon, omgeven door paarse, oranje, gele en bruine flodderige wolken. (54)
4205
Tussen de heuvels kropen wolken dichterbij, die alles in klamme witheid hulden. Er viel een heel fijne regen, soms waren de druppels zo fijn en zwevend dat het waarschijnlijk alleen de wolk zelf was die zijn nattigheid verspreidde. (…) Tot er zonlicht door de …) Tot er zonlicht door de wolken sijpelde en op het kerkhof viel, terwijl al het andere nog verborgen lag in de mist. Op dat moment lichtte het kerkhof goudkleurig op boven een oceaan van wolken (…). (55)
4206
Hij parkeerde op een uitwijkplaats vlak voor de hoofdingang, waar de zon in zijn auto scheen zodra die ook maar even achter de wolken vandaan kwam. (61)
4207
Meeuwen, wind, een bijna turquoise hemel, wattige wolkjes met kleine blauwe schaduwen, door dat alles werd Italië in één klap aan de kant geschoven. (71)
4208
Maar terwijl de mannen aan het harken waren, verschenen er achter de vulkaanheuvels in het westen merkwaardige wolken, die als bruine rookkringen boven de randen van de bergen opstegen en daarna, toen ze over de vlakte dichterbij kwamen, paars verkleurden, terwijl er uit het zuiden een blauwachtig donker kwam opzetten. (106)
4209
Onweren deed het niet, de zware wolken trokken naar het noorden weg en bleven daar nog een tijdlang roerloos hangen, donkerblauw, met zo nu en dan wat gerommel onder de bergkammen. (107)
4210
Geel licht omkranste de wolken boven de bergen in het westen en de merels zongen zoals ik ze dit voorjaar nog niet had horen doen. (107)
4211
Ik zie de bergen in het westen, de heuvel met Paliano, de kam met de pijnbomen, ik herken het kleine Capranica boven op de berg naast de pijnbomen, ook al ligt alles in het halfduister, als in de schaduw van een reusachtige wolk. (113)
4212
Het zweven boven de vlakte, met het dorp, het kerkhof en het huis op de heuvel achter me en de wolk boven me, is enorm inspannend voor het hart. (113)
4213
De lucht was die laatste dagen van maart bedekt met een dunne grijswitte nevel die niet oploste en zich ook niet verdichtte tot wolken, maar alleen als een sluier over het blauw lag. (114)
4214
De laatste avond in Olevano betrok de lucht, de zon werd dof en verdween achter rusteloze wolkenlagen, blauw, met gescheurde randen. (116)
4215
Het miezerde nog steeds, maar de wolken hingen niet laag en er verspreidde zich een wittig licht. (118)
4216
Uit het noorden kwamen wolken opzetten, de Alpen deden me huiveren, ik aarzelde, daarna stak er wind op en werd het koud. (119)
4217
Terwijl mijn vader het zoveelste verkeerd uitgesproken woord aangreep om me in de rede te vallen, me te verbeteren en daarna met veel omhaal te vertellen over een volgens hem wereldberoemde draaimolenfabriek aan de Po bij Mantua, stelde ik me een door mist omgeven deel van een rivierenlandschap in Noord-Italië voor, dat vlak onder een zeer laag tussen hemel en aarde hangend wolkendek zweefde. (125)
4218
Het is een bewolkte dag, het licht is grijs, de oever van het onbekende water heeft met riet omzoomde inhammen en loopt aan één kant lichtjes omhoog naar een wei. (138)
4219
Ze maakte zich niet druk om de wolken die kwamen opzetten (…). (143)
4220
Toen we uit Rome vertrokken, waren de straten nat van een onweersbui en de donkere wolken waren nog niet helemaal weggetrokken. (152)
4221
De zee was spiegelglad, het was bewolkt en de warme lucht leek van lood. (155)
4222
Het donderde zachtjes, meer een gerommel aan de hemel, die te zwaar, te grijs en te wazig was om met onweerswolken te komen aanzetten. (156)
4223
Op de tweede dag van de jacht ontstond er in de loop van de middag in het westen een wolkenfront, dat dichterbij kwam. De wolken hadden reusachtige bruine uitstulpingen en rond de randen scheen groengeel licht, maar algauw was ook die lichtkrans verdwenen en verloor het landschap alle kleur. (187)
4224
Behalve de vogels was alles gedempt en gedwee, alleen de zon stak als hij tussen de wolken tevoorschijn kwam en het licht was dan fel en scherp. (187-188)
4225
Op een bank zat een man, hij droeg een oude tweedjas, spierwitte gymschoenen en een zonnebril met een metalen montuur, die iets ouderwets Amerikaans had, een stukje jaren zeventig dat aan foto’s uit New York deed denken, nonchalante mannen op het strand van de Atlantische Oceaan, wolkenkrabbers die zich in brillenglazen spiegelden. (207-208)
4226
Hoewel zich in de plassen op de bodem van de sloot een blauwe lucht met opbollende wolken had gespiegeld, was de lucht hierboven witgrijs. (221-222)
4227
Wijd en zijd was er niemand te zien behalve wij, het was midden op de dag, in de buitengewone hitte zinderde de lucht onder een wittig bewolkte hemel boven het gebied (…). (233)
4228
Tussen winters stugge braamranken keek je over stille wateroppervlakken tot Comacchio in het noorden, en naar de andere kant via het pension en het onderstation tot aan de parasoldennen, die als wolken aan de overkant van de Via Romea boven de huizen van Lido di Spina stonden. (251-252)
4229
Bovendien wist iedereen dat het onbetrouwbare grondwater in één nacht tuinen, veranda’s en bordessen onder kon zetten, totdat er in de tuinen alleen nog wolken leken te gedijen, en ook van de wind in dit gebied hoefde weinig mededogen te worden verwacht. (259)
4230
Mozes maakte zijn schoen vast en kijkt naar de witte hand uit de wolken, geheven in een zegenend gebaar. (280)
4231
Midden in het tere blauwgroen tekende zich een vage vorm af die van alles kon zijn – een boot, een eiland, een verzonken stad, de schaduw van een wolk, hoe dan ook een fantasie van de toeschouwer, optisch bedrog. (281)