In het grauwe, diep gegroefde gelaat was de neus dyspeptisch
rood. Zijn witte snor, aan de randen rafelig en gelend, hing in een
melancholieke boog omlaag. In zijn zwarte das droeg hij een heel grote diamant;
misschien was dit het dat signora Bondi zo aantrekkelijk aan hem had gevonden.
Aldous Huxley, Alle
verhalen, 235