scherf 128
Wat mij nog het meest intrigeert aan Vinterbergs aan een zekere ‘Ida’ opgedragen alcoholfilm zijn de beweegredenen om hem te maken. Ik kan me niet verzoenen met de idee dat de regisseur van Festen (1998) en Jagten (2012) een moraliserende les heeft willen ophangen over de kwalijke gevolgen van overmatig drankgebruik. Neen, het is genuanceerder dan dat. Meer dan over die open deur gaat het over de manier waarop alcohol in onze maatschappij is ingebed en door nagenoeg iedereen wordt aanvaard – al is met het nieuwe puritanisme en het gezondheidsfanatisme de kentering wel degelijk ingezet want zo gedachteloos kan er niet meer gedronken worden: elk glas lijkt tegenwoordig een aantasting, niet alleen van de hersencellen en de BMI, maar ook van de goede zeden en de vereiste omgangsvormen. Vinterberg onderzoekt wélke plaats alcohol nog kan, mag en zou moeten krijgen.Vier vrienden gaan een experiment aan waarmee ze willen uitzoeken in hoeverre een nog binnen de perken gehouden inname hun prestaties ten goede komt: professioneel, sociaal, seksueel. Dat lijkt aanvankelijk mee te vallen, maar natuurlijk loopt de proef uit de hand. Het gecontroleerde verbruik ontaardt in regelrecht binge drinking: de vier gaan zich te buiten aan sociaal onacceptabel gedrag.
Het hoofdpersonage Martin, zoals te verwachten uitstekend tot leven gebracht door Mads Mikkelsen, is een uitgebluste leraar geschiedenis wiens huwelijk in een serieuze dip zit: lastige pubers die meer oog hebben voor schermen dan voor de werkelijkheid, in bed de dood in de pot, stilzwijgende gezamenlijke maaltijden, verveling, overspel. Waarschijnlijk probeert Martin ook af te rekenen met een vroeger drankprobleem want waar zijn vrienden zich de verfijnde geneugten van het geestverruimende vocht (in allerlei gedaanten en verschijningsvormen) laten welgevallen, houdt hij het aanvankelijk bij water. Tot hij zich laat vermurwen.
Thomas Vinterberg wéét wat drank kan doen, heb ik de indruk. Hij kent de relaxerende werking van het goedje, maar evengoed de gevaren die eraan verbonden zijn, de verslavende werking, de verstoring van de relaties met de – niet-drinkende – omgeving.
Voor Martin draait het experiment al bij al nog redelijk goed uit, maar voor een van de vrienden is de uitkomst fataal.
Gaat Vinterberg resoluut voor de 0,0%? Neen, toch niet. De apotheose van de film is een stevig gearroseerd festijn. Dat het exces wel degelijk ook een verbindende factor kan hebben, is een fraai door de regisseur in beeld gebrachte antropologische vaststelling.
Rest de vraag of Drunk een goede film is.
Ik aarzel. Onderhoudend is deze zedenschets zeker wel. De acteerprestaties zijn prima. Maar de personages worden te weinig uitgediept; de psychologie is karikaturaal en de dramatiek blijft schematisch. Vinterberg moet het al te nadrukkelijk hebben van contrasten. Zo zet hij de verveelde klas (bij een bloednuchtere maar depressieve Martin) af tegen de enthousiaste klas (bij een ‘geïnspireerde’ Martin), of het verveelde gezin van alledag tegen de tijdelijke toenadering tijdens een weekendje kamperen. Erger nog is het melige sentimentalisme waarmee de relatie tussen de turnleraar (ook een van de drinkebroers) en het schlemielige jongetje-met-bril in beeld wordt gebracht. Maar uiteindelijk wil ik de film toch aanbevelen omdat hij niet een moraliserende promospot is van de AA-liga, maar wel een tot denken aanzettende bezinning over het midden van het leven en – op een bredere schaal – de plaats van genotsmiddelen in onze vrijwel totaal aseptisch en berekenend geworden samenleving.