Hulste - 210611 |
210722
Autobiografieën kunnen om meerdere redenen lezenswaardig zijn. Ofwel vinden we ze interessant omdat de schrijver een beroemd of belangrijk persoon is. Voorbeeld: Oliver Sacks. Ofwel lezen we ze omwille van hun literaire kwaliteit. Voorbeeld: Konstantin Paustovskij. Nog beter: omwille van die twee redenen samen. Maar er is nog een derde reden waarom we graag autobiografieën lezen: omdat ze op een interessante manier het schrijven zelf, en meer in het bijzonder het autobiografische schrijven, thematiseren. Ik vind de autobiografische terugblik van Bodo Kirchhoff lezenswaardig omwille van de tweede én de derde reden: het is een literair sterke bezinning op de praktijk van het autobiografische schrijven.
Over Kirchhoffs jeugd, zoals in Het onkind beschreven, kan ik kort zijn. Geboren in het naoorlogse Duitsland, gescheiden ouders, misbruikt op het internaat, de leeftijd van twintig jaar bereikt in 1968, twijfelen tussen schilderen en schrijven, ontluikende seksualiteit en eerste liefdes, dood van de ouders, eerste publicatie.
Dat is allemaal niet wereldschokkend. Belangrijker is wat Kirchhoff met dit materiaal doet. Zijn vloeiende, overvloedige schrijfstijl met lange en vaak werkwoordloze zinnen blijft in de vertaling van Josephine Rijnaarts overeind – voor zover ik dat kan beoordelen want ik beschik niet over de originele tekst. Kirchhoff houdt schijnbaar moeiteloos meer dan vierhonderd bladzijden lang de aandacht vast. Dat is niet evident want de structuur van zijn relaas is best wel complex, met een hoofdpersoon die afwisselend in de derde en eerste persoon aantreedt, en met een voortdurend va et vient in tijd en ruimte. Met zorgvuldig gekozen motieven en details houdt Kirchhoff de lezer bij de les: een kamer in een oud Italiaans hotel waar de auteur op het einde van het zomerseizoen – de strandspullen worden al binnengehaald – in het nu zijn boek schrijft maar waar zijn ouders vele jaren geleden een laatste liefdevolle vakantie hebben gehouden; een merk van sigaretten; het geluid van een VW-motor; het houten been van de vader (een oorlogsinvalide), enzovoort. Je hoort of ziet of ruikt het detail en je weet meteen waar je bent, en in welke tijd.
Deze ingewikkelde structuur met voortdurend wisselende perspectieven laat Kirchhoff toe – en zo kom ik bij de derde reden – om vragen te stellen bij het genre dat hij beoefent. Wat is de materiële band tussen het kind en de stilaan oud wordende man die over dat kind schrijft? ‘Wie is er aan het woord wanneer iemand over vroeger vertelt?’ Hoe reconstrueer je een verleden? Welke hulpmiddelen staan daarbij ter beschikking? (Foto’s zijn een belangrijke bron.) Hoe werkt het geheugen? Wat is de waarheid? De persoonlijke geschiedenis blijkt meer een verzameling van fragmenten, een mozaïek, dan een sluitend verhaal. Hoe staan wij in de wereld? Wat kunnen wij echt wéten van de anderen? ‘Zelfs uit beleefdheid was ze niet meer bereid ook maar één stap buiten zichzelf te zetten, daarheen waar voor haar al de afgrond van de ander begon, het wildvreemde.’ (385) Of ook: Wat is de functie van literatuur? Niet alleen de zoon maar ook de moeder leest en schrijft: de moeder is ‘meer thuis (…) in romans dan in de omgeving waar ze leefde’ (91).
Het ‘onkind’ waarvan sprake in de titel en op diverse plaatsen in de tekst is het kind dat geen kind mag zijn omdat het dingen moet meemaken die het als kind beter niet meemaakt (‘het gevoel iets gedaan te hebben waarover je nooit van je leven kunt praten’ (282) – en toch wordt er, hier, in dit boek, over gepraat). Maar het kind is ook een ‘onkind’ omdat het kind waarover Kirchhoff schrijft zich definitief in het verleden heeft teruggetrokken, onachterhaalbaar is geworden.
Een originele naam voor je handelszaak? Geen sinecure! Aan verkleinwoordjes heb ik een hekel en daarom koop ik mijn krant liever niet in krantenwinkel ‘’t Gazetje’. ‘Frituur Fritz’ vind ik – al associeer ik De avonden niet meteen met een frikandel special – geslaagder. Bakkerij ‘Pain Tuur’ in Oedelem, dat is te gezocht, een beetje nuffig eigenlijk. Maar deze ‘Chaud Pain’ te Sijsele slaat alles qua geforceerde woordspelerigheid. Ja, het is even wachten tot de bedoelde associatie doordringt – en dan zit je ermee want wat had de geniale bedenker van barcarolles en mazurka’s in godsnaam met verse bolussen en kramiek te maken?
210720
4232
Elke ochtend is het speuren naar de eerste wolken, op het enige balkon op de tweede verdieping van het oude hotel (…) (20)
4233
Hij rijst op als een echte berg, het grootste deel nog met een donkerblauwige nevel boven de sparren, de boomloze top even helder als de wolkeloze junihemel erboven. (104)
4234
En hoe vaker ik voor de ingelijste folder naar de foto’s sta te kijken, bijvoorbeeld van een op het strand voor het hotel staande vrouw in badpak, die haar armen in de lucht gooit alsof ze juicht, of van twee kinderen met een grote strandbal, niet ver van de scherpe punten van de agave, hoe meer die oude zwart-witfoto’s van strand en hotel onder een steevast onbewolkte, met zijn intense blauw bijna donkere hemel, iets weergeven van dat dubbele dat zich op zulke stralende dagen als Sacramentsdag, maar ook daarvoor al in het hotel boven de moerassige Schwarzsee, stilletjes in mij heeft ontwikkeld, namelijk dat ik met mijn ogen alleen de zomer zie, alles wat leeft, en met mijn gedachten het tegendeel, het einde van alles. (106)
4235
Maar wat de band tussen ons, Hans en Grietje, nog hechter maakte, was de terugreis naar het internaat aan de Bodensee, met de trein door het Zwarte Woud, de hellingen grauwwit onder laaghangende wolken, stoppend op trieste stations (…) (241)
4236
De passagier met het contante geld in zijn colbertje drinkt de Moezelwijn die de Lufthansa aan boord serveert, zijn vrouw een glas droge sekt; ze zuigt de sfeer boven de wolken op (…) (258)
4237
Het was een broeierige dag en we ontvluchtten Venetië algauw om weer naar een meer te rijden, wederom op aandringen – de man achter het stuur noemde het zaniken – van de bijrijdster, en toen we tegen de avond het meer bereikten, vermoedelijk bij Garda, hingen er donkere onweerswolken. Het woelige water had een groenige tot witachtige kleur, de bergen boven de oever aan de overkant lagen achter een regengordijn en hoe verder we in noordelijke richting langs het meer reden – ook nietsvermoedend door de plaats die nu mijn zelfverkozen huis is –, op zoek naar het goedkoopste onderdak, hoe vijandiger het meer werd, uiteindelijk met een reusachtige rotswand aan de overkant, waaraan wolkenflarden hingen. (262)
4238
De camera dei libri met zijn ratjetoe aan achtergelaten of bij het vertrek vergeten, misschien ook speciaal gekochte, maar waarschijnlijk zelden door een schrijver achteraf gestuurde boeken met een opdracht voor het hotel (zoals dat van zijn moeder), ontwaakte pas vandaag, na drie bewolkte dagen uit zijn slapende bestaan en moest het meteen al opnemen tegen de goed bezochte fitnessruimte. (268)
4239
(…) viel het oordeel over het begin gunstig uit, dan namen ze plaats in een stoel, alleen op het puntje, om de hele bladzijde een kans te geven, en als ze daarna het hele boek wel zagen zitten, verlieten ze het vertrek met hun leesbuit voor de eerstvolgende bewolkte dag. (268)
4240
(…) morgen schijnt het weer droog te worden, er is ons nog een hele wolkeloze week beloofd, naar men zegt de laatste voor de eerste najaarsstorm. (275)
4241
Hoewel de zon sinds vandaag weer schijnt, er geen wolkje aan de lucht is en we volgens het weerbericht nog zes perfecte dagen voor de boeg hebben, worden er op de voorste rijen al strandstoelen ingepakt (…) (287)
4242
(…) de hemel bedekt met wolkjes die steeds kleiner worden. (344)
4243
Eerder dan het weerbericht heeft voorspeld is de hemel boven de Tyrreense Zee weer onbewolkt, diepblauw, en kan ik opnieuw in de open balkondeur zitten, half binnen, half buiten werkend (…) (348)
4244
Zo ontstaat schilderij na schilderij, allemaal verticaal, altijd met een horizon, daarboven de hemel en aan de wijde hemel of tussen de wolken het zwevende ei. (361)
4245
(…) weerberichten uit het jaar dat mijn ouders hier logeerden, die sprookjesachtige dagen, waren niet te vinden, maar er zal wel een bewolkte of regenachtige dag tussen hebben gezeten. (384-385)
4246
De wolken zijn weggedreven, ze zou nog best even willen gaan wandelen. (386)
4247
Niet huilen, we zien elkaar gauw, op je verjaardag, zegt de zoon voor het raam van zijn werkkamer met uitzicht op de wolkenkrabbers van Frankfurt, een bijna smekend verzoek in de telefoon. (398)
4248
(…) op de achtergrond Tiroolse bergen, zonder rotsen, erboven een hemel met niet meer dan een paar sluierwolkjes, heel zomers. (399)
4249
(…) ik zie het zomerse, terwijl we aan de Riviera dei Fiori, ook al zijn de wolken verdwenen, inmiddels duidelijk op de herfst afkoersen. (399)
Peter Terrin, Het antwoord, 5
ǁ
(…) mijn eigen eerste blikken in een van de spiegels, waarin mijn gezicht telkens weer en profil opdook, kleiner en kleiner werd, maar niet verdween, alsof het een keer om de aardbol draaide en uit de andere spiegel weer tevoorschijn kwam – als een methode om wereldroem te testen.
Bodo Kirchhoff, Het onkind, 95-96
210719
210721