Zouden ze nog samen zijn? De foto is elf jaar geleden
gemaakt. Er zijn statistieken, en dit is wellicht een vakantieliefde. Maar het
zou kunnen, natuurlijk. We moeten altijd van het beste uitgaan. (Vraag is ook
wat het beste is – maar dat zou te ver leiden.)
De foto spreekt mij nog altijd aan, en ik hoop dat ook
anderen er iets in zien. Wat zou dat ‘iets’ kunnen zijn, behalve een sfeer, een
zweem die tot overpeinzingen als in de vorige alinea aanleiding kunnen geven?
Het voornaamste onderwerp, dat is duidelijk: dat zijn die twee die elkaar
verliefd in de ogen kijken. Ze staan op een op de grond afgetekend vlak, het basketbalspeelveld,
waarop verder niemand zich waagt. Met wat zin voor doorgedreven metaforiek zou
je kunnen zeggen dat ze zozeer in elkaar opgaan, dat ze geen oog hebben voor
anderen – en dat zal wel zo zijn. De lijnen worden uitgezet door de horizon en
het verdwijnpunt, dat achter dat scherm van neergelegde parasollen schuilgaat.
Er is een contrast tussen het wegdeemsterende daglicht en de pas ontstoken
verlichting. Het nachtleven staat op openbloeien, al zal dat in dit kuststadje
niet veel spectaculairs opleveren – maar je weet nooit.
De crux van deze foto, nu ik hem eens echt goed
bekijk, lijkt mij de dame met het hondje, links van het koppel. Ze trekt nog eens
naar het strand voor zijn avondkakje – al ziet de hond, die achter haar aan
tsjokt, dat niet meteen zitten. Zo wordt de foto een verhaal van belofte en
sleur, van jeugd en levensavond.
De Panne – 080716