zondag 21 april 2019

Juli Zeh, Ons soort mensen


Buitengewoon knap wat Juli Zeh met Ons soort mensen doet (vertaling van Annemarie Vlaming). Schijnbaar lichtvoetig bouwt ze, op basis van een in een krant aangetroffen fait divers over een gebeurtenis (die ik niet mag verklappen) in het voormalige Oost-Duitse plattelandsdorp Unterleuten (zoals het boek in het Duits heet), een ingenieuze David Lynch-achtige soap vol spannende wendingen, onderkoelde humor, minutieuze psychologische observatie, bittere huwelijksellende en hoogst actuele en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Ons soort mensen is een (groeps)psychologisch-politieke roman, met scherpe commentaar op communisme, kapitalisme, neoliberalisme en progressief-ecologische nieuwe samenlevingsexperimenten. ‘De neoliberale ideologie, vermomd als een mengeling van pragmatisme en prestatiegerichtheid, veroverde de laatste hoekjes van het maatschappelijk leven. In de Stasi-tijd werd er minder gespioneerd, afgeluisterd, bedreigd en ontslagen dan vandaag de dag, en toch noemde het nieuwe systeem zichzelf democratie. Een voor een waren de sociale banden geërodeerd.’ (115)

Een hilarische zijsprong maakt Zeh door een parallel te trekken tussen de ontwikkelingen op het terrein en die in een digitaal-fictieve gamewereld. De ondermijning van de waarheid bedreigt wel degelijk het politieke functioneren. Alles wordt een spel, suggereert Zeh ongemeen scherp: ‘Aangezien de politici zelf dachten dat ze niets meer te vertellen hadden, transformeerden ze tot politieke spelers, met als belangrijkste taak emotietheater, overtuigingsenscenering en besluitsimulatie.’ (122)

Centraal in het verhaal staat de botsing tussen de geplande bouw van een – zoveelste – windmolenpark en de materiële ambities van oude en nieuwe dorpsbewoners, materiële ambities die Zeh niet nalaat te wortelen in de psychologie van haar personages, maar ook in het nog zeer onverteerde recente politieke verleden van de regio, waarbij deze mensen in vaak heel andere verhoudingen tegenover elkaar stonden. Er staan met andere woorden nog rekeningen open, en de windmolens, waar het ene kamp soms met de beste maar vaak ook met minder nobele bedoelingen voor ijveren en anderen dan weer donquichottesk tegen ten strijde trekken, bieden een uitstekende gelegenheid tot vereffening. Uiteraard zijn de particuliere gebeurtenissen die Zeh vertelt veralgemeenbaar, zoals het een goede roman betaamt: ‘Hoewel Unterleuten nog geen honderd kilometer van Berlijn lag, had het zich in sociaal-antropologisch opzicht net zo goed aan de andere kant van de wereld kunnen bevinden.’ (32)

Zehs mensbeeld laat geen ruimte voor illusies: de wereld bestaat ‘voor bijna honderd procent uit huichelarij’ (306); de mens is in wezen slecht, en ook als hij, of zij, het goed bedoelt, richt hij ‘niets dan verwoestingen’ (348) aan. Er bestaan wel ‘goede’ gevoelens, zoals liefde, solidariteit en vriendschap, maar dat blijft nooit duren. Arne, de burgemeester van Unterleuten, kent zijn pappenheimers: ‘Misschien, dacht Arne, werden gevoelens gewoon niet zo oud als mensen. Vanaf een bepaalde leeftijd leefden echtgenoten samen als huisgenoten in een woongemeenschap, als ze niet allang gescheiden waren. Kinderen en ouders hielden op elkaar aardig te vinden, gingen evengoed bij elkaar op bezoek en waren blij als de ander weer ophoepelde. Vrienden verloren elkaar uit het oog, buren veranderden in vijanden. Minnaars werden een last, je schaamde je voor je oude schoolvrienden en zelfs een huisdier begon op een gegeven moment te irriteren. Afgezien van jeugdige bevliegingen trad je de wereld bij voorkeur met onderkoeld pragmatisme tegemoet. Arne concludeerde dat dat normaal was; er werd alleen zelden over gesproken. Geen reden voor sentimentaliteit.’ (468)

Neen, geen reden voor sentimentaliteit. Het beeld dat Juli Zeh schetst van het plattelandsleven is bitter: de relaties in het dorp worden gekenmerkt door onverholen agressie, naijver, pesterijen, controlezucht, leugenachtigheid, wraakzucht en op dienstbetoon – lees: het creëren van afhankelijkheden – gebaseerde machtshonger. Ja, dan maar de stad! Berlijn! Waar de mensen geen schijn hoog te houden hebben omdat ze in een totale anonimiteit kunnen verzinken.

tekening: Marjan Brabants